Was heißt »Deutsch« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich verstehe kein Deutsch.

Ik versta geen Duits.

Niederländisch ist eng verwandt mit Deutsch.

Nederlands is nauw verwant aan Duits.

Ich habe Französisch statt Deutsch gelernt.

Ik heb Frans geleerd in plaats van Duits.

Ich spreche weder Französisch noch Deutsch.

Ik spreek geen Frans of Duits.

Ik spreek noch Frans noch Duits.

Spricht er Englisch, Französisch oder Deutsch?

Spreekt hij Engels, Frans of Duits?

Er spricht weder Deutsch noch Französisch.

Hij spreekt noch Duits noch Frans.

Sie spricht nicht nur Englisch, sondern auch Deutsch.

Ze spreekt niet alleen Engels, maar ook Duits.

Wie sagt man 'good bye' auf Deutsch?

Hoe zeg je "good bye" in het Duits?

Hoe zeg je "tot ziens" in het Duits?

Das Leben ist zu kurz, um Deutsch zu lernen.

Het leven is te kort om Duits te leren.

Sprichst du Deutsch?

Spreek je Duits?

Sprecht ihr Deutsch?

Spreken jullie Duits?

Sprechen Sie Deutsch?

Spreekt u Duits?

Er spricht Deutsch, aber auch Englisch und Französisch.

Hij spreekt Duits, maar ook Engels en Frans.

Jessi sprach schlecht Französisch und noch schlechter Deutsch.

Jessie sprak slecht Frans en nog slechter Duits.

Die Europäische Union hat 23 offizielle Sprachen, theoretisch gleichberechtigte, aber in der Praxis nur 3 Arbeitssprachen: Englisch, Französisch und Deutsch.

De Europese Unie heeft 23 officiële talen, theoretisch allemaal gelijkberechtigd, maar in de praktijk zijn er maar drie werktalen: Engels, Frans en Duits.

In Deutschland spricht man Deutsch.

In Duitsland spreken ze Duits.

In Duitsland spreekt men Duits.

Ich bin besoffen, aber ich kann noch Deutsch sprechen.

Ik ben dronken, maar ik kan nog Duits spreken.

Er studiert Englisch, aber er studiert auch Deutsch.

Hij studeert Engels, maar hij studeert ook Duits.

Deutsch ist keine leichte Sprache.

Duits is geen makkelijke taal.

Wann habt ihr angefangen, Deutsch zu lernen?

Wanneer ben je begonnen Duits te leren?

Jesse sprach schlecht Französisch und noch schlechter Deutsch.

Jesse spreekt slecht Frans en nog slechter Duits.

Meiner Meinung nach ist Deutsch die beste Sprache der Welt.

Naar mijn mening is Duits de beste taal ter wereld.

Ich werde dir Deutsch beibringen.

Ik zal je Duits leren.

Ich glaube, mein Deutsch ist nicht besonders gut.

Volgens mij is mijn Duits niet erg goed.

Ich lerne jetzt Deutsch.

Ik leer nu Duits.

Ich werde Deutsch studieren.

Ik ga Duits studeren.

Ich werde Deutsch lernen.

Ik ga Duits leren.

Sie spricht sowohl Englisch als auch Deutsch.

Ze speekt zowel Engels als Duits.

Mariko hat nicht nur Englisch, sondern auch Deutsch gelernt.

Mariko heeft niet alleen Engels maar ook Duits geleerd.

Sie lernt jetzt seit einem Jahr Deutsch.

Ze is al een jaar Duits aan het leren.

Keine Sorge! Sie versteht kein Deutsch.

Maak je geen zorgen. Ze verstaat geen Duits.

Ich lerne Schwedisch und Deutsch.

Ik leer Zweeds en Duits.

Ich zähle auf Deutsch.

Ik tel in het Duits.

Spricht Arnold Schwarzenegger noch Deutsch?

Spreekt Arnold Schwarzenegger nog steeds Duits?

Außer Englisch kann er Deutsch und Französisch.

Naast Engels kent hij nog Duits en Frans.

Wer kann dir helfen, Deutsch zu lernen?

Wie kan je helpen om Duits te leren?

Blümchen singt auf Deutsch.

Blümchen zingt in het Duits.

Ich verstehe überhaupt kein Deutsch.

Ik begrijp absoluut niets van Duits.

Frau Maria spricht gut Deutsch, nicht war?

Mevrouw Maria spreekt goed Duits, nietwaar?

Tom spricht ausgezeichnet Französisch; seine Muttersprache ist aber Deutsch.

Tom spreekt perfect Frans, maar zijn moedertaal is Duits.

Ich sprach nur Deutsch.

Ik sprak alleen maar Duits.

Ich spreche Deutsch.

Ik spreek Duits.

Wie sagt man „cheese“ auf Deutsch?

Hoe zeg je "kaas" in het Duits?

Deutsch wird nicht nur in Deutschland gesprochen.

Duits wordt niet alleen in Duitsland gesproken.

Jahrhundertelang galt Deutsch als Sprache der Philosophie.

Eeuwenlang werd Duits beschouwd als de taal van de filosofie.

Ich möchte Deutsch sprechen.

Ik wil Duits spreken.

Du sprichst Deutsch.

Jij spreekt Duits.

Du sprichst Deutsch, oder nicht?

Jij spreekt Duits, niet?

Deutsch ist die beste Sprache in der Welt.

Duits is de beste taal van de wereld.

Ich will kein Deutsch lernen.

Ik wil geen Duits leren.

Ich lerne Deutsch.

Ik leer Duits.

Wie sagt man das auf Deutsch?

Hoe zeg je dat in het Duits?

Ist Deutsch eine romanische Sprache?

Is Duits een Romaanse taal?

Sie spricht Englisch und Deutsch.

Ze spreekt Engels en Duits.

"Aix-la-Chapelle" heißt auf Deutsch Aachen.

"Aix-la-Chapelle" is Aken in het Duits.

Er konnte nur Deutsch sprechen.

Hij sprak alleen Duits.

Hij kon alleen Duits spreken.

Meiner Meinung nach ist mein Deutsch nicht gut genug.

Ik vind mijn Duits nog niet goed genoeg.

Ich verstehe ein bisschen Deutsch.

Ik begrijp een beetje Duits.

Obwohl sie Niederländerinnen waren, unterhielten sich alle auf Deutsch.

Hoewel ze Nederlandse vrouwen waren, converseerden ze allemaal in het Duits.

Maria beherrscht perfekt Französisch. Sie spricht auch fließend Deutsch.

Mary spreekt perfekt Frans. Ze spreekt ook vloeiend Duits.

Wenn ich irgendwann beschließe, eine neue Sprache zu lernen, dann wird das Deutsch sein.

Als ik ooit besluit een nieuwe taal te leren, zal het Duits zijn.

Mein Deutsch ist schrecklich.

Mijn Duits is verschrikkelijk.

Dein Deutsch ist gut.

Jouw Duits is goed.

Warum lernst du Deutsch?

Waarom leer je Duits?

Sie spricht Deutsch.

Ze spreekt Duits.

Ist es in Ordnung, wenn wir Deutsch sprechen?

Is het goed als we Duits praten?

Ja, so sagt man es auf Deutsch.

Ja, zo zeg je dat in het Duits.

Er sprach Deutsch mit mir.

Hij sprak Duits met me.

Ich finde nicht, dass Deutsch schwer ist.

Ik vind Duits niet moeilijk.

Deutsch, Niederländisch. Norwegisch und Englisch sind germanische Sprachen.

Duits, Nederlands, Noors en Engels zijn Germaanse talen.

Ich lerne schon zwei Jahre Deutsch.

Ik heb al twee jaar Duits geleerd.

Deutsch ist eine germanische Sprache.

Het Duits is een Germaanse taal.

Deutsch ist eine Sprache, Schwäbisch ist die Vollendung!

Duits is een taal, Zwabisch is de vervolmaking!

Was hältst du von meinem Deutsch?

Wat denk je van mijn Duits?

Hoe vind je mijn Duits?

Ist mein Deutsch korrekt?

Is mijn Duits correct?

Is mijn Duits in orde?

Ich lerne schon seit zwei Monaten Deutsch.

Ik leer al twee maanden Duits.

Er spricht Deutsch.

Hij spreekt Duits.

Ihr sprecht Deutsch.

Jullie spreken Duits.

Maria wächst zweisprachig auf: mit Mama Akiko spricht sie Japanisch, mit Papa Tom spricht sie Deutsch.

Maria groeit tweetalig op: met Mama Akiko spreekt ze Japans, en met Papa Tom spreekt ze Duits.

Ich spreche Luxemburgisch, Deutsch, Französisch und Englisch.

Ik spreek Luxemburgs, Duits, Frans en Engels.

Ich studiere Deutsch und Biologie.

Ik studeer Duits en biologie.

Ich spreche lieber Luxemburgisch als Deutsch oder Französisch.

Ik spreek liever Luxemburgs dan Duits of Frans.

Jiddisch, Englisch und Deutsch sind westgermanische Sprachen.

Het Jiddisch, Engels en Duits zijn West-Germaanse talen.

Jiddisch ist nicht Deutsch.

Jiddisch is niet Duits.

Er lernt Deutsch.

Hij leert Duits.

Deutsch ist eine sehr interessante Sprache.

Duits is een erg interessante taal.

Sprechen Sie beide Deutsch?

Spreken jullie allebei Duits?

Niederländische Beispielsätze

• Kan iemand mij een goed eentalig Duits woordenboek aanraden?

• De noordelijke helft van wat nu Papoea-Nieuw-Guinea is, was een Duitse kolonie.

• In dit opstel vergelijk ik Duitse en Nederlandse volksverhalen.

• Berlijn is een Duitse stad.

• Vorige week heb ik een Duitse film gezien.

• Duitse mannen gaan vaker naar de kapper dan Duitse vrouwen.

• Ik heb een Duitse auto.

• De Duitse interpunctie is pedant, de Engelse is chaotisch, en voor Esperanto raadde dr. Zamenhof ons aan onze moedertaal als leidraad te gebruiken. Hoe dan?

• De mensen in het Duitse Schmallenberg zijn boos omdat een virus naar hun stad is vernoemd.

• De cursus Duits begint op vijf oktober.

• In de Duitse Wikipedia zijn er mensen, die zo princiepsmaniak zijn, dat ten gevolge daarvan andere, vaak veel bekwamere medewerkers, daar massaal wegvluchten.

• Het Zuid-Gelders is een dialect van het Nederlands dat in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen gesproken wordt.

• Helgoland ligt in de Duitse Bocht.

• Ik ben voor de hervorming van de Duitse spelling.

• "Ook dwergen zijn klein begonnen" is een film van de Duitse regisseur Werner Herzog uit 1970.

• Hoe kan ik zoeken naar Duitse zinnen, waarvan bijvoorbeeld de vertaling in het Esperanto ontbreekt?

• De directeur toont aan de Duitse zakenmensen de Eiffeltoren.

• Ik ben een lied in het Duits aan het schrijven.

• Ik ga me weldra inschrijven voor een cursus Duits.

• Engels is een zustertaal van Duits.

Untergeordnete Begriffe

Hoch­deutsch:

Hoogduits

Mit­tel­deutsch:

Middelduits

Nie­der­deutsch:

Nederduits