Was heißt »Boot« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Boot« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Er war so nett, uns mit seinem Boot zur Insel zu bringen.: Hij was zo vriendelijk ons met zijn boot naar het eiland te voeren.
Wir sitzen im selben Boot.: We zitten in hetzelfde schuitje.
Tom hat zwei Häuser und ein Boot.: Tom heeft twee huizen en een boot.
Sie zogen ihr Boot auf den Strand.: Ze trokken hun boot het strand op.
Es sind einige Boote auf dem See.: Er zijn enkele boten op het meer.
Es waren viele Boote auf dem See.: Er waren veel boten op het meer.
Das ist ein Boot.: Dat is een boot.
Sie können stundenweise ein Boot mieten.: Je kan een boot per uur huren.
Die Wellen haben das Boot verschlungen.: De golven hebben de boot opgeslokt.
Ich bin in einem Boot.: Ik ben in een boot.; Ik zit op een boot.
In das Boot schwappte Wasser und es drohte zu kentern.: De boot maakte water en kapseisde bijna.
Ein Boot kenterte.: Een boot kapseisde.
Wir alle sitzen in demselben Boot.: We zitten allemaal in hetzelfde schuitje.
Boote können untergehen.: Boten kunnen zinken.
Unser Boot fuhr einem Fischschwarm hinterher.: Onze boot volgde een school vissen.
Ich fürchte, dass das Boot sinkt, wenn wir mehr als sieben Personen mitnehmen.: Ik ben bang dat de boot zinkt als we meer dan zeven mensen meenemen.
Ich habe ein Boot.: Ik heb een boot.