Was heißt »Ad­res­se« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Hast du dir seine neue Adresse aufgeschrieben?

Heb je zijn nieuwe adres genoteerd?

Wenn ich nur seine Adresse kennen würde!

Als ik tenminste zijn adres wist.

Ich habe die Adresse nicht dabei.

Ik heb het adres niet bij me.

Wenn sie deine Adresse wüsste, würde sie dir schreiben.

Als ze uw adres kende, zou ze u schrijven.

Sie fragte mich, ob ich seine Adresse kennen würde.

Ze vroeg me of ik zijn adres ken.

Ich schrieb die falsche Adresse auf den Umschlag.

Ik schreef het foute adres op de envelop.

Bitte sag mir deine jetzige Adresse.

Geef me je huidige adres alsjeblieft.

Er konnte sich nicht mehr an meine Adresse erinnern.

Hij kon zich mijn adres niet herinneren.

Schreiben Sie bitte die Adresse und Festnetznummer auf.

Noteer het adres en het huisnummer.

Ich weiß meine Adresse noch nicht, ich werde eine Zeit lang bei meinem Freund wohnen.

Ik weet mijn adres nog niet, ik ga een tijdje bij mijn vriend wonen.

Ich würde ihm schreiben, wenn ich seine Adresse wüsste.

Ik zou hem schrijven als ik zijn adres wist.

Ich habe ihm meine Adresse gegeben.

Ik gaf hem mijn adres.

Bitte leiten Sie meine Post an diese Adresse weiter.

Stuur mijn post alstublieft door naar dit adres.

Ich weiß meine Adresse noch nicht, so bin ich für eine Weile weg und wohne bei meiner Freundin.

Ik weet mijn adres nog niet, ik ga een tijdje bij mijn vriendin wonen.

Ich kann seine Adresse nicht finden.

Ik kan zijn adres niet vinden.

Ich habe seine Adresse vergessen.

Ik ben zijn adres vergeten.

Ik vergat zijn adres.

Habt ihr Toms Adresse?

Heb je Toms adres?

Wie lautet Toms Adresse?

Wat is Toms adres?

Sie fragte mich, ob ich ihre Adresse kennen würde.

Ze vroeg me of ik haar adres kende.

Tom schickte den Brief an die falsche Adresse.

Tom heeft de brief naar het verkeerde adres gestuurd.

Das Datum und die Adresse werden üblicherweise auf den Briefkopf geschrieben.

De datum en het adres schrijft men gewoonlijk bovenaan de brief.

Wer hat ihr meine Adresse gegeben?

Wie heeft haar mijn adres gegeven?

Schreibe seine Adresse auf.

Schrijf zijn adres op.

Synonyme

Bot­schaft:

boodschap

No­te:

noot

Pe­ti­ti­on:

petitie

Niederländische Beispielsätze

• Hier is het adres.

• Ken je haar elektronisch adres vanbuiten?

Untergeordnete Begriffe

E-Mail-Ad­res­se:

e-mailadres

IP-Ad­res­se:

IP-adres