Was heißt »stim­men« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Unglücklicherweise stimmt es.

Helaas is het waar.

Ihre Geschichte kann nicht stimmen. Sie erzählt oft Lügen.

Haar verhaal kan niet waar zijn. Ze liegt vaak.

Etwas scheint mit diesem Auto nicht zu stimmen.

Er lijkt iets niet in de haak met deze auto.

Das stimmt. Du warst damals drei Monate alt.

Klopt. Je was toen drie maanden oud.

Ich stimme deiner Meinung teilweise zu.

Ik ben het gedeeltelijk met jouw zienswijze eens.

Das stimmt nicht.

Dat klopt niet.

Wer schweigt, stimmt zu.

Wie zwijgt, stemt toe.

Ich habe für Ken gestimmt.

Ik heb voor Ken gestemd.

Ich weiß nicht, ob es stimmt oder nicht.

Ik weet niet of het waar is of niet.

Sie sagte, sie sei zwanzig Jahre alt, was nicht stimmte.

Ze zei dat ze twintig jaar was, wat niet waar was.

Tom fragt sich, ob es stimmt.

Tom vraagt zich af of het waar is.

Die Mehrheit stimmte gegen den Gesetzentwurf.

De meerderheid stemde tegen het wetsvoorstel.

Es mag stimmen oder auch nicht.

Het kan waar zijn of niet.

Niemand stimmte dagegen.

Niemand stemde tegen.

Da stimmt etwas nicht.

Er is iets raars aan de hand.

Das kann nicht stimmen.

Dat kan niet waar zijn.

Dit kan niet kloppen.

Dat kan niet kloppen.

Dit kan niet juist zijn.

Ich stimmte ihr zu.

Ik was het met haar eens.

Wir stimmen in dieser Angelegenheit überein.

In deze zaak zijn we het eens.

Da stimme ich mit Ihnen überein.

Daarover ben ik het met u eens.

Irgendwas stimmt nicht mit dem Motor.

Er gaat iets niet goed met de motor.

Er stimmt mit mir überein.

Hij is het met mij eens.

Was stimmt mit ihr nicht?

Wat is er mis met haar?

Was stimmt damit nicht?

Wat is er mis mee?

Das klingt seltsam, aber es stimmt.

Dat klinkt vreemd, maar het is waar.

Ich habe das Gefühl, dass etwas nicht stimmt.

Ik voel dat er iets mis is.

Und stimmt es, dass deine japanische Freundin Tatoeba heißt?

En klopt het dat je Japanse vriendin Tatoeba heet?

Das könnte stimmen.

Dat zou waar kunnen zijn.

Dat zou kunnen.

Wenn er das sagt, muss es wohl stimmen.

Aangezien hij het zegt, moet het wel waar zijn.

Der Minister, mit dem ich kürzlich gesprochen habe, stimmt mit mir überein.

De minister met wie ik onlangs heb gesproken, is het met mij eens.

Es stimmt einfach nicht, was du da sagst!

Wat je zegt is helemaal niet waar!

Wetten, dass das nicht stimmt!

Ik wed dat dat niet waar is.

Die Fingerabdrücke an der Waffe stimmen mit denen des Verdächtigen überein.

De vingerafdrukken op het wapen komen overeen met die van de verdachte.

Wenn das nicht stimmt, ist sie eine Lügnerin.

Als dat niet waar is, is ze een leugenaar.

Hast du für Romney oder für Obama gestimmt?

Heb je op Romney of Obama gestemd?

Warum? Was stimmt denn nicht?

Waarom? Wat klopt er dan niet?

Waarom? Wat is er dan mis?

Ich stimmte zu.

Ik ging akkoord.

Irgendwas stimmt mit diesem Taschenrechner nicht.

Er klopt iets niet met die rekenmachine.

Tom stimmte nicht zu.

Tom ging niet akkoord.

Hier stimmt was nicht.

Iets klopt hier niet.

Es stimmte nicht, was er sagte.

Wat hij zei, was niet waar.

Wer schweigt, stimmt nicht immer zu. Man hat nur manchmal keine Lust, mit Dummköpfen zu diskutieren.

Wie zwijgt, stemt niet altijd toe. Soms heeft men gewoon geen zin om met idioten te discussiëren.

Das stimmt einfach nicht.

Dat is gewoon niet waar.

Ich kann dir versichern, dass das nicht stimmt.

Ik kan je verzekeren dat dat niet waar is.

Ich stimme vielleicht für Tom.

Misschien stem ik op Tom.

Ich stimme ganz zu.

Ik ben het helemaal eens.

Ik ga helemaal akkoord.

Wenn Tom das gesagt hat, stimmt es wahrscheinlich.

Als Tom dat heeft gezegd, dan is het waarschijnlijk waar.

Wenn es stimmt, was Tom mir gesagt hat, müssen wir uns keine Sorgen machen.

Als het klopt wat Tom mij heeft gezegd, dan moeten we ons geen zorgen maken.

Tom fragte sich, ob das stimmte.

Tom vroeg zich af of het klopte.

Was er sagt stimmt nicht.

Wat hij zegt, is niet juist.

Ich stimme Ihnen nicht zu.

Ik ben het niet met u eens.

Ich stimmte widerstrebend zu.

Ik ging tegen mijn zin akkoord.

Ich hoffe, du stimmst zu.

Ik hoop dat je het eens bent.

Ich stimme Ihnen zu.

Ik ben het met u eens.

Ich glaube, hier stimmt was nicht.

Ik geloof dat hier iets niet klopt.

Ik geloof dat hier iets niet in orde is.

Was ich Ihnen gestern sagte, stimmte nicht.

Wat ik u gisteren gezegd heb, was niet waar.

Ich habe nicht für Tom gestimmt.

Ik heb niet op Tom gestemd.

Nein, das stimmt nicht.

Nee, dat klopt niet.

Tom stimmte zu.

Tom stemde in.

Das stimmt so.

Hou het wisselgeld maar!

Er stimmte widerwillig zu.

Hij stemde onwillig toe.

Das ist unheimlich. Da stimmt etwas nicht!

Dit is eng. Er klopt iets niet!

Da stimmt etwas nicht!

Er klopt iets niet!

Es stimmt nichts von alldem.

Daar klopt niets van.

Ich frage mich, ob das stimmt.

Ik vraag me af of dat klopt.

Ik vraag me af of dat waar is.

Das stimmt. Die Luftfeuchtigkeit ist hoch.

Dat klopt. Er zit veel vocht in de lucht.

Bei diesem Textverarbeitungsprogramm stimmt etwas nicht.

Er is iets mis met deze tekstverwerker.

Es stimmt.

Het klopt.

Der Kunde stimmte zu.

De klant ging akkoord.

Es stimmt, dass sie jung ist, aber sie ist auch klug.

Het is waar dat ze jong is, maar ze is ook verstandig.

Ich glaub’, da stimmt was nicht.

Ik denk dat er iets mis is.

Ja, das stimmt.

Ja, dat klopt.

Es stimmt gar nicht, dass Kühe Milch geben. Die Bauern nehmen sie ihnen einfach weg.

Het is niet waar, dat koeien melk geven. De boeren nemen ze gewoon van hen af.

Ich habe für „bleiben“ gestimmt.

Ik heb op "blijven" gestemd.

Synonyme

ab­leh­nen:

afwijzen

verwerpen

weigeren

ent­schei­den:

kiezen

ma­chen:

doen

ver­än­dern:

veranderen

Niederländische Beispielsätze

• Ik weet op welke partij ik moet stemmen.

• Ik aarzelde om in te stemmen.

• Nu stemmen graag!

• We willen stemmen.

• Bij de meeste verkiezingen wint de kandidaat die de meeste stemmen behaalt, de verkiezing.

• Laten we stemmen.

• Ik hoorde stemmen.

• Na het lezen van het verkiezingsprogramma van de Sociaal-Democratische Partij van Duitsland besloot Tom, die als gevolg van een aangeboren ziekte geen langetermijngeheugen heeft, dit jaar op deze partij te stemmen.

• Ik hoor stemmen.

• Maria gaat niet stemmen.

• Ik zal nooit voor die partij stemmen.

• In de meeste verkiezingen wint de kandidaat met de meerderheid van de stemmen de verkiezing.

• In alle geval moet men "ja" stemmen in het referendum van 18 februari.

• Democratie moet meer zijn dan twee wolven en een schaap die stemmen over wat ze 's avonds zullen eten.