Was heißt »be­spre­chen« auf Niederländisch?

Das Verb »be­spre­chen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • bespreken

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich würde gern etwas mit Ihnen besprechen.

Ik zou graag iets met u willen bespreken.

Ich möchte mit dir etwas besprechen.

Ik zou graag met jou iets bespreken.

Wir werden das Problem morgen besprechen.

We zullen het probleem morgen bespreken.

Sie besprechen das Problem.

Ze bespreken het probleem.

Ich möchte mit euch etwas besprechen.

Ik zou graag met jullie iets bespreken.

Ich möchte mit Ihnen etwas besprechen.

Ik zou graag met u iets bespreken.

Er erschien immer bereit, alles zu besprechen, und war sehr tolerant.

Hij was altijd bereid voor een gesprek en zeer verdraagzaam.

Das Projekt wird gerade jetzt besprochen.

Het project wordt juist nu besproken.

Ich werde das Problem mit dir eingehend besprechen.

Ik zal het probleem uitvoerig met je bespreken.

Zusammenarbeit auf dem Gebiet der Verteidigung war eines der Themen, die während eines Gipfeltreffens der Mitglieder der Visegrád-Gruppe besprochen wurden.

Samenwerking op het vlak van defensie bevond zich onder de thema's die werden besproken tijdens een topconferentie van de leden van de Visegrádgroep.

Wir haben so viel zu besprechen.

We hebben zoveel te bespreken.

Wir haben eine Anzahl von Möglichkeiten besprochen.

We hebben tal van mogelijkheden besproken.

Was gibt es zu besprechen?

Wat valt er te bespreken?

Wollen wir das vielleicht bei einer Tasse Kaffee besprechen?

Zullen we dit bespreken onder een kop koffie?

Wir haben das schon mal besprochen.

We hebben dit al een keer besproken.

Synonyme

aus­ar­bei­ten:
uitbreiden
uitwerken
dis­ku­tie­ren:
discussiëren
er­ör­tern:
argumenteren
betwisten
debateren
discussiëren
re­den:
praten
spreken
spre­chen:
spreken
ver­han­deln:
onderhandelen

Niederländische Beispielsätze

  • Laten we je idee bespreken.

  • Er is nog een andere kwestie die we moeten bespreken.

  • Alleen ga ik niet naar de cinema, want na de film wens ik die graag te bespreken met iemand.

  • We hebben nog voldoende tijd om het te bespreken.

  • Het bedrijf heeft meerdere vertegenwoordigers gestuurd om de kwestie te bespreken.

  • We bespreken deze kwestie later.

Übergeordnete Begriffe

re­den:
praten
spreken
spre­chen:
spreken

Besprechen übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: besprechen. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: besprechen. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 784264, 910841, 990558, 1288725, 1391971, 1391972, 1735439, 1800003, 3656427, 4718116, 5268225, 5819193, 7772487, 8211054, 10289934, 4945650, 879982, 623130, 7416826, 8627471 & 9131192. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR