Was heißt »be­haup­ten« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Er macht aus einer Mücke einen Elefanten. Dieser Tippfehler ist wirklich nicht so schlimm, wie er behauptet.

Hij maakt van een mug een olifant. Dat typfoutje is echt niet zo erg als hij beweert.

Er behauptete, den Unfall gesehen zu haben.

Hij beweerde het ongeval gezien te hebben.

Er behauptet, dich gut zu kennen.

Hij beweert je goed te kennen.

Alle behaupten, sie seien unschuldig.

Iedereen beweert onschuldig te zijn.

Tom behauptete, er habe ein UFO gesehen.

Tom beweerde dat hij een ufo zag.

Ich behaupte, dass das unwahr ist.

Ik beweer dat dat niet waar is.

Was man von den Menschen behauptet, ob es wahr sein mag oder falsch, ist oft für ihr Leben und zumal für ihr Geschick ebenso wichtig, wie das, was sie tun.

Wat over mensen wordt gezegd, of het nu waar is of niet, is vaak even belangrijk voor hun leven, en vooral voor hun lot, als wat zij doen.

Ich werde behaupten, dass ich das nicht gehört habe.

Ik zal beweren dat ik dat niet gehoord heb.

Manche behaupten, alles zu wissen.

Enkelen beweren alles te weten.

Die Belgier behaupten, Pommes frites seien nicht französisch, sondern belgisch.

Belgen beweren dat frietjes niet Frans maar Belgisch zijn.

Belgen beweren dat patat niet Frans maar Belgisch is.

Belgen beweren dat friet niet Frans maar Belgisch is.

Belgen beweren dat frieten niet Frans maar Belgisch zijn.

Ich frage mich, warum Tom behauptete, Maria nicht zu kennen.

Ik vraag me af waarom Tom beweerde Marie niet te kennen.

Sie behauptete, dass sie ein UFO gesehen hätte.

Ze beweerde dat ze een ufo zag.

Er behauptete, das Wasser im Hafen des Atomkraftwerks Fukushima sei nicht mehr radioaktiv.

Hij beweerde dat het water in de haven van de kerncentrale van Fukushima niet meer radioactief is.

Synonyme

an­ge­ben:

aangeven

be­to­nen:

beklemtonen

er­klä­ren:

uit de doeken doen

uitleggen

hin­stel­len:

neerzetten

plaatsen

ver­brei­ten:

uitbrijden

verbrijden

wol­len:

willen

Antonyme

be­wei­sen:

bewijzen

Niederländische Beispielsätze

• Ik ga niet beweren verstand te hebben van iets waar ik geen idee van heb.

• Wilt u beweren dat u onschuldig bent aan de ellende?

Übergeordnete Begriffe

sa­gen:

spreken

zeggen