Was heißt »be­geg­nen« auf Niederländisch?

Das Verb »be­geg­nen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • ontmoeten

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Wenn du unbekannten Wörtern begegnest, musst du sie im Wörterbuch nachschlagen.

Als je nieuwe woorden tegenkomt, moet je ze opzoeken in het woordenboek.

Ich erinnere mich an den Tag, an dem wir uns zum ersten Mal begegnet sind.

Ik herinner mij de dag waarop we elkaar voor het eerst ontmoetten.

In meinem Traum bin ich einem Wolf begegnet.

In mijn droom kwam ik een wolf tegen.

Alle Menschen sind frei und gleich an Würde und Rechten geboren. Sie sind mit Vernunft und Gewissen begabt und sollen einander im Geiste der Brüderlichkeit begegnen.

Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.

Sie hätte sich nie träumen lassen, dass sie ihm in einem fremden Land begegnen würde.

Ze had er nooit van gedroomd hem in een vreemd land te ontmoeten.

Er begegnete auf der Straße einem Freund.

Hij kwam op straat een vriend tegen.

Wenn ich ihr erneut begegne, erkenne ich sie wieder.

Als ik haar nog eens zie, zal ik haar herkennen.

Wir sind uns schon einmal begegnet.

We hebben elkaar eerder ontmoet.

Ich bin ihr zufällig auf der Straße begegnet.

Ik ben haar toevallig tegengekomen op straat.

Als mir Tom gestern zufällig begegnete, sah er ziemlich müde aus.

Toen ik gister toevallig Tom tegenkwam, zag hij er nogal moe uit.

Wir sind auf der Straße unserem Nachbarn begegnet.

We ontmoetten onze buurman in de straat.

Ich begegnete Tom, als er die Treppe herunterkam.

Ik kwam Tom tegen toen hij de trap afliep.

Warum hast du in die andere Richtung geschaut, als du ihm begegnet bist?

Waarom keek je de andere kant op toen je hem tegenkwam?

Warum hast du in die andere Richtung geschaut, als du ihr begegnet bist?

Waarom keek je de andere kant op toen je haar tegenkwam?

Synonyme

an­tref­fen:
aantreffen
ent­de­cken:
ontdekken
fin­den:
vinden
se­hen:
zien

Niederländische Beispielsätze

  • Fijn om u te ontmoeten, Tom.

  • Kan je hem ontmoeten?

  • Tom wilde je graag ontmoeten.

  • Ik had de gelegenheid hem te ontmoeten in Parijs.

  • Steeds wanneer we elkaar ontmoeten klaagt hij over zijn vrouw.

  • Altijd wanneer ze elkaar ontmoeten, hebben ze ruzie.

  • Waarom wilde ze hem niet ontmoeten?

  • Ik ben blij je weer te ontmoeten.

  • Ik heb je altijd willen ontmoeten.

  • Ik vond het leuk, je hier te ontmoeten.

  • Je moet hem ontmoeten.

  • Ze had hem gisteren kunnen ontmoeten.

  • Waar ontmoeten we elkaar?

  • Ik kon je niet ontmoeten op het vliegveld.

  • Ik ben blij je eindelijk in levenden lijve te ontmoeten.

  • Leuk je te ontmoeten.

  • Tom wil me ontmoeten.

  • Hij wil je ontmoeten.

  • Iedereen wil jou ontmoeten, je bent beroemd!

  • Tom ging naar het park om Mary te ontmoeten.

Begegnen übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: begegnen. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: begegnen. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 513078, 620286, 657429, 660598, 1813647, 2252233, 2629633, 2717209, 4859898, 5770406, 6821411, 8050045, 11028841, 11028844, 11551456, 9752017, 8928838, 8645768, 8630148, 8601032, 8408741, 8311811, 8299208, 8099700, 7992996, 7729207, 7109785, 7047384, 6101780, 5165121, 5045609, 4995073, 4983520 & 3988729. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR