Was heißt »au­ßer­or­dent­lich« auf Niederländisch?

Synonyme

au­ßer­ge­wöhn­lich:

buitengewoon

ongebruikelijk

uitzonderlijk

be­son­ders:

apart

bit­ter:

bitter

er­heb­lich:

aanzienlijke

belangrijke

ernstige

pertinente

relevante

strenge

ex­zes­siv:

excessief

fürch­ter­lich:

vreselijk

ganz:

gaaf

heel

onbeschadigd

ongebroken

ge­wal­tig:

immens

groß:

groot

volwassene

hem­mungs­los:

ongeremd

he­r­aus­ra­gend:

opmerkelijk

her­vor­ra­gend:

excellent

im­mens:

immens

mas­siv:

masief

massaal

schreck­lich:

schrikkelig

verschrikkelijk

tief:

diep

treff­lich:

prachtig

über­schwäng­lich:

overdadig

über­trie­ben:

overdrijver

üp­pig:

copieus

overvloedig

un­glaub­lich:

ongelofelijk

ver­dammt:

doemen

vor­züg­lich:

verkieslijk

Antonyme

or­dent­lich:

netjes

Niederländische Beispielsätze

• Gisteren heb ik een schitterend chanson gehoord.

• Dat is een schitterend idee.

• De dakrand hangt vol grote ijspegels, wat een schitterend gezicht is, maar wel gevaarlijk als het gaat dooien.