Was heißt »an« auf Niederländisch?
Die Präposition »an« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- aan
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Ich hatte vor, heute an den Strand zu gehen, aber dann fing es an zu regnen.
Ik was vandaag van plan naar het strand te gaan, maar het begon te regenen.
Erinnerst du dich an den Tag, an dem wir den Unfall gesehen haben?
Weet je die dag nog, dat we dat ongeluk gezien hebben?
Bringen Sie diesen Gepäckaufkleber an Ihrem Gepäck an.
Plak dit etiket op uw bagage.
Du kannst nicht von mir erwarten, dass ich immer an alles denke!
Je kunt niet van me verwachten dat ik altijd overal aan denk!
Ich wünschte, ich könnte mir mehr aus Noten machen, aber scheinbar habe ich an einem gewissen Punkt in meinem Leben entschieden, dass es nicht mehr so wichtig sei.
Ik zou willen dat mijn cijfers me meer konden schelen, maar het lijkt erop dat ik op een gegeven moment in mijn leven besloten heb dat die niet zo belangrijk meer zouden zijn.
Das fängt nicht vor acht Uhr dreißig an.
Het begint niet voor half negen.
Het zal niet beginnen voor acht uur dertig.
Das wird eine gute Erinnerung an meine Reise durch die Vereinigten Staaten sein.
Dit zal een mooie herinnering zijn aan mijn reis door de Verenigde Staten.
Du bist an meiner Seite, jetzt ist alles gut.
Je staat aan mijn zijde, nu is alles goed.
Je staat aan mijn kant, nu is alles goed.
Je doet met me mee, nu is alles goed.
Warte mal, jemand klopft an meiner Tür.
Wacht, er wordt aan mijn deur geklopt.
Wacht, iemand klopt aan mijn deur.
Ich bin stolz, an diesem Projekt teilzuhaben.
Ik ben er trots op deel uit te maken van dit project.
Biegen Sie an der Kreuzung rechts ab.
Sla rechtsaf aan het kruispunt.
Normalerweise greifen Wölfe keine Menschen an.
Normaal gesproken vallen wolven geen mensen aan.
Das einundzwanzigste Jahrhundert fängt 2001 an.
De eenentwintigste eeuw begint in 2001.
Die Vereinigten Staaten grenzen an Kanada.
De Verenigde Staten grenzen aan Canada.
Der Amazonas hat eine große Zahl an Nebenflüssen.
De Amazone heeft een groot aantal zijrivieren.
Das ist super, ich schaue mir das nachher an.
Dat is fantastisch! Ik zal er later naar kijken.
Ich kann mich an das erste Mal erinnern.
Ik kan me de eerste keer nog herinneren.
Schalte das Licht an. Ich kann nichts sehen.
Doe het licht aan. Ik zie niks.
Unser Zug hielt plötzlich an.
Onze trein stopte plotseling.
Plots bleef onze trein staan.
Er hat das Interesse an Politik verloren.
Hij verloor de belangstelling voor politiek.
Ich glaube an Gott.
Ik geloof in God.
Glaubst du an Gespenster?
Geloof je in spoken?
Ich glaube an Gespenster.
Ik geloof in spoken.
Ich fange heute Abend an.
Ik begin vanavond.
Ich rufe dich heute Abend an.
Ik bel je vanavond op.
Streng dich an!
Doe je best!
Er glaubt an den Weihnachtsmann.
Hij gelooft in de Kerstman.
Sie vermietet ein Zimmer an einen Studenten.
Ze verhuurt een kamer aan een student.
China ist reich an natürlichen Ressourcen.
China is rijk aan natuurlijke grondstoffen.
Ich sah es als selbstverständlich an, dass sie kommen würde.
Voor mij was het vanzelfsprekend dat zij zou komen.
Eine Uhr hängt an der Wand.
Er hangt een klok aan de muur.
Wann kommt der Flieger in Tokyo an?
Wanneer komt het vliegtuig in Tokio aan?
Ich fange an.
Ik ga beginnen.
Ich ruf dich später an.
Ik bel je later.
Ich bin sicher, dass er an dem Wettbewerb teilnehmen wird.
Ik weet zeker dat hij deel zal nemen aan de competitie.
Du bist wohl an der falschen Stelle ausgestiegen.
Je zult wel op de verkeerde plaats zijn uitgestapt.
Ich rufe dich später an.
Ik bel je later terug.
Frau Smith unterrichtet an dieser Schule Englisch.
Mevrouw Smith geeft Engels op deze school.
Ich denke an dich.
Ik denk aan je.
Sie lächelte und nahm mein kleines Geschenk an.
Ze glimlachte en aanvaardde mijn geschenkje.
Ze glimlachte en nam mijn cadeautje aan.
Ich denke die ganze Zeit an euch.
Ik denk de hele tijd aan jullie.
Carol schaut oft Horrorfilme an.
Carol kijkt dikwijls naar horrorfilms.
Deutschland grenzt an Frankreich.
Duitsland grenst aan Frankrijk.
Er hat an den Olympischen Spielen teilgenommen.
Hij heeft aan de Olympische Spelen deelgenomen.
Das Licht ging an.
Het licht ging aan.
London liegt an der Themse.
Londen grenst aan de Theems.
Wir glauben an Gott.
We geloven in God.
Das Bild hängt jetzt an der Wand.
De foto hangt nu aan de muur.
Sie fing an zu weinen.
Ze begon te wenen.
Fass die nasse Farbe nicht an.
Raak de natte verf niet aan.
Das rote Licht an der Ampel bedeutet "Stop".
Het rode verkeerslicht betekent "stop".
Er nahm an der Debatte teil.
Hij nam deel aan het debat.
Rufen Sie mich im Notfall unter dieser Nummer an.
In geval van nood, bel mij op dit nummer.
Laut einer Studie sterben jährlich 53000 Amerikaner an den Folgen von Passivrauchen.
Volgens een studie sterven elk jaar 53.000 Amerikanen aan de gevolgen van passief roken.
Ich rufe heute Abend um sieben an.
Ik bel vanavond om zeven uur.
Er hat sein gesamtes Wissen an seinen Sohn weitergegeben.
Hij gaf al zijn kennis door aan zijn zoon.
Mein Sohn glaubt an den Weihnachtsmann.
Mijn zoon gelooft in de Kerstman.
Unsere Tochter hat sich den Finger an einem Streichholz verbrannt.
Onze dochter heeft haar vinger verbrand aan een lucifer.
Ich legte ihm Handschellen an.
Ik heb hem in de boeien geslagen.
Ich klopfte an die Tür, aber niemand machte auf.
Ik klopte aan de deur, maar niemand deed open.
Ich rief ihn an, doch die Leitung war besetzt.
Ik telefoneerde hem, maar de lijn was bezet.
Er hat überhaupt kein Interesse an Kunst.
Hij is totaal niet in kunst geïnteresseerd.
Hij is absoluut niet in kunst geïnteresseerd.
Sie scheint überhaupt kein Interesse an Fußball zu haben.
Ze lijkt absoluut geen belangstelling voor voetbal te hebben.
Er stand an der Straßenecke.
Hij stond op de hoek van de straat.
Dieses Lied erinnert mich an die Zeit meiner Jugend.
Dit lied herinnert me aan de tijd van mijn jeugd.
Ruf mich an, wenn du angekommen bist.
Bel me op als je aangekomen bent.
Ich kann mich nicht an seine Erklärung erinnern.
Ik kan mij zijn uitleg niet herinneren.
Dieses hässliche Gelb erinnert mich an die Farbe deines Betttuchs.
Dit lelijke geel herinnert mij aan de kleur van uw laken.
Ein Mädchen rief mich an.
Een meisje belde me op.
Ich begann an der Richtigkeit seiner Aussage zu zweifeln.
Ik begon te twijfelen aan de waarheid van zijn getuigenis.
Wie immer konnte ich nur hoffen, die Polizei hält mich nicht an.
Zoals altijd kon ik slechts hopen dat de politie me niet zou aanhouden.
Ich erinnere mich nicht an deinen Namen.
Ik herinner me je naam niet.
Schalte bitte das Licht an.
Doe alsjeblieft het licht aan.
Schnallen Sie sich an.
Maak uw gordel vast.
Also, jetzt bin ich an der Reihe.
Zo, nu ben ik aan de beurt.
Beim nächsten Mal bist du an der Reihe.
Hierna is het jouw beurt.
Sie griffen den Feind an.
Ze vielen de vijand aan.
Du wirst dich bald an das japanische Essen gewöhnen.
Je zal binnenkort gewend zijn aan Japans voedsel.
Ich zog zu dem Fest mein Lieblingskleid an.
Ik trok mijn lievelingsjurk aan naar het feest.
Ich rufe ihn heute Abend an.
Ik zal hem vanavond bellen.
Gibt es in Europa viele Leute, die noch an Geister glauben?
Zijn er in Europa veel mensen die nog in spoken geloven?
Ich bin an den Lärm gewöhnt.
Ik ben gewend aan het lawaai.
Ik ben het lawaai gewend.
Sie beschloss, nicht an der Sitzung teilzunehmen.
Ze besloot niet deel te nemen aan de vergadering.
Der Mann blickte mich an.
De man keek me aan.
Bitte rufen Sie mich an, sobald Sie entschieden haben, was Sie machen wollen.
Belt u me alstublieft op wanneer u besloten heeft wat u gaat doen.
Es ist jemand an der Tür.
Er is iemand aan de deur.
Unser Hotel grenzt an die Meeresküste.
Ons hotel ligt naast de kust.
Rom wurde nicht an einem Tag erbaut.
Rome is niet in één dag gebouwd.
Schalte den Fernseher an.
Zet de tv aan.
Sie nahm an einem Schönheitswettbewerb teil.
Zij nam deel aan een schoonheidswedstrijd.
Der Zug kam rechtzeitig in Kyoto an.
De trein kwam op tijd aan in Kyoto.
Erinnerst du dich an den Tag, als wir uns zum ersten Mal getroffen haben?
Herinner je je de dag nog dat we elkaar voor het eerst ontmoet hebben?
Ich denke an meine Kinder.
Ik denk aan mijn kinderen.
Glaubst du wirklich an Geister?
Geloof je echt in spoken?
Sie nahmen den Vorschlag an.
Ze hebben het voorstel aanvaard.
Er malte sein Fahrrad rot an.
Hij heeft zijn fiets rood geschilderd.
Ich steige an der nächsten Haltestelle aus.
Op de volgende halte stap ik uit.
So kamen Scott und seine Männer am Südpol an.
Zo kwamen Scott en zijn mannen op de Zuidpool aan.
Man kann nicht an zwei Orten gleichzeitig sein.
Men kan niet op twee plaatsen tegelijk zijn.
London, die Hauptstadt Englands, liegt an der Themse.
Londen, de hoofdstad van Engeland, ligt aan de Theems.
Synonyme
Niederländische Beispielsätze
Tom denkt altijd aan eten.
Ik ben niet gewend aan deze hitte.
Het goede aan een doodlopende straat is, dat ze je verplicht terug te keren.
Waarom was Tom aan het lachen?
Tom dacht vaak aan Mary.
Ik moet dat uitleggen aan Tom.
Wilt u dat ik het aan Tom vraag?
Is Tom zijn kamer aan het schoonmaken?
Tom toonde iets aan Mary.
Tom heeft iets aan Mary getoond.
De experts vroegen aan tien deelnemers een rij van vijf getallen te onhouden die het ene na het andere in het midden van een scherm verschenen.
De jongen is met zijn vrienden aan het zwemmen.
Het meisje aan de piano is mijn zuster.
Ik snap niet wat je nou zo leuk vindt aan eekhoorns.
Dus, wat vind je eigenlijk zo interessant aan dinosaurussen?
Steek de kaars niet aan!
Je denkt alleen maar aan eten.
Lijd je aan slapeloosheid?
Vertel het alsjeblieft niet aan papa.
Deze jurk laat weinig aan de verbeelding over.