Was heißt »Wil­le« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Er musste den Vertrag gegen seinen Willen unterschreiben.

Hij moest tegen zijn wil het contract ondertekenen.

Wo ein Wille ist, ist auch ein Weg.

Waar een wil is, is een weg.

Ich habe Mut und einen starken Willen.

Ik heb lef en een sterke wil.

Gottes Wille zuerst.

Gods wil eerst.

Willens nillens.

Tegen wil en dank.

Um Gottes Willen.

Lieve hemel.

Das war der Wille Gottes.

Dat was Gods wil.

Ich bin kein Vogel, und kein Netz verstrickt mich; ich bin ein freier Mensch mit einem unabhängigen Willen.

Ik ben geen vogel, en geen net verstrikt me; ik ben een vrij mens met een onafhankelijke wil.

Haben die Menschen einen freien Willen?

Hebben de mensen een vrije wil?

Synonyme

Ent­schei­dung:

besluit

Ur­teil:

berechting

Niederländische Beispielsätze

• Ik wil gewoon winnen.

• Ik wil het zien.

• Iedereen wil jou ontmoeten, je bent beroemd!

• Hij wil niet bijten.

• Als ik later groot ben, wil ik net als jij zijn.

• Als ik later groot ben, wil ik net zo zijn als jij.

• Hij wil je ontmoeten.

• Ik wil weten wanneer de vergadering begint.

• Ik wil niet over school praten.

• Ik wil niet eten.

• Ik wil niet gaan.

• Ik wil nog niet doodgaan.

• Hij wil dat boek lezen.

• Ik wil niet tv kijken.

• Wie de eerste wil zijn, moet als eerste opstaan.

• Ze wil hem.

• Tom wil me ontmoeten.

• Wie wil nog een stuk taart?

• Ik wil dat niet doen.

• Ik wil hier niet sterven!