Was heißt »Gunst« auf Niederländisch?

Synonyme

Glücks­fall:

gelukkige toeval

Mit­leid:

medelijden

Vor­teil:

baat

voordeel

Antonyme

Ab­leh­nung:

afkeer

afwijzing

weigering

Pech:

pek

Niederländische Beispielsätze

• Ik heb een gunst nodig.

• Ik wil je om een grote gunst vragen.

• Ik deed Tom een gunst.

• Mag ik je om een gunst vragen?

• Ik moet je om een kleine gunst vragen.

• Ik zou je graag om een gunst vragen.

Übergeordnete Begriffe

Chan­ce:

gelegenheid

kans

Ge­fühl:

gevoel

Schick­sal:

lot

noodlot

Zu­fall:

toeval