Was heißt »Gemüse« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Gemüse« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- groente (weiblich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Hier ist ein Korb voller Gemüse.
Hier is een mand vol groenten.
Essen Sie mehr frisches Gemüse.
Eet meer verse groenten.
Sie isst nur Gemüse.
Ze eet alleen groenten.
Esst viel Gemüse.
Eet veel groenten.
Sie kaufen Gemüse im Supermarkt.
Ze kopen groenten in de supermarkt.
Gestern kaufte sie Gemüse.
Ze heeft gisteren groenten gekocht.
Wie nennt man dieses Gemüse auf Englisch?
Hoe noemt men deze groente in het Engels?
Frisches Obst und Gemüse sind gut für eure Gesundheit.
Vers fruit en groenten zijn goed voor je gezondheid.
Iss mehr Gemüse.
Eet meer groenten.
Wo kaufst du Gemüse?
Waar koop je groenten?
Wo kauft ihr Gemüse?
Waar kopen jullie groenten?
Wo kaufen Sie Gemüse?
Waar koopt u groenten?
In meinem Garten gibt es viel Gemüse: Kopfsalat, Zwiebeln, Knoblauch usw.
Er zijn veel groenten in mijn tuin: sla, ui, knoflook, etc.
Er aß Obst und Gemüse.
Hij at fruit en groenten.
Ist die Tomate eine Frucht oder ein Gemüse?
Is de tomaat een vrucht of een groente?
Statt Gemüse zu essen, gibt er es in den Mixer und trinkt es.
In plaats van groenten te eten, doet hij ze in een blender en drinkt ze.
Stimmt es, dass man so viel Obst und Gemüse essen kann, wie man will, ohne dabei dick zu werden?
Klopt het dat je net zoveel fruit en groente kunt eten als je wilt, zonder daar dik van te worden?
In Frankreich sind Kartoffeln Gemüse, in den Niederlanden nicht.
In Frankrijk zijn aardappelen een groente, in Nederland niet.
Ich habe Reis mit Fleisch und Gemüse gekocht.
Ik heb rijst met vlees en groenten gekookt.
Tom kaufte etwas Gemüse und Obst.
Tom heeft wat groenten en fruit gekocht.
Die Kartoffel ist ein leckeres Gemüse.
De aardappel is een lekkere groente.
Die Tomate ist ein rotes Gemüse.
Een tomaat is een rode groente.
Kartoffeln sind ein Gemüse.
Aardappelen zijn groentes.
Iss viel Gemüse.
Eet veel groente.
Die Aubergine ist ein Gemüse.
De aubergine is een groente.
Das Gemüse, das ich auf dem Markt gekauft habe, ist frisch und schmackhaft.
De groenten, die ik op de markt heb gekocht, zijn vers en lekker.
Wie heißt dieses Gemüse?
Wat is de naam van deze groente?
Er verkauft Gemüse.
Hij verkoopt groente.
Du isst zu wenig Gemüse.
Je eet te weinig groente.
Ich habe Gemüse, Rindfleisch und Butter gekauft.
Ik heb groenten, rundvlees en boter gekocht.
Gemüse kann nicht sprechen.
Groenten kunnen niet praten.
Tom aß sein Gemüse.
Tom at zijn groenten.
Tom at zijn groente.
Tom at zijn groentes.
Antonyme
- Obst:
- fruit
Niederländische Beispielsätze
Wat is jouw favoriete groente?
Mijn favoriete groente is de tomaat.
Übergeordnete Begriffe
- Pflanze:
- plant
Untergeordnete Begriffe
- Artischocke:
- artisjok
- Avocado:
- avocado
- Blumenkohl:
- bloemkool
- Bohne:
- boon
- Brokkoli:
- broccoli
- Chicorée:
- witlof
- Erbse:
- erwt
- Grünkohl:
- boerenkool
- Knoblauch:
- knoflook
- Kohlrübe:
- koolraap
- Kürbis:
- pompoen
- Lauch:
- prei
- Mangold:
- snijbiet
- Möhre:
- wortel
- Pastinake:
- pastinaak
- Porree:
- prei
- Rosenkohl:
- spruitkool
- Rote Bete:
- rode biet
- Rotkohl:
- rodekool
- Salat:
- salade
- Sauerkraut:
- zuurkool
- Sellerie:
- selderij
- Spargel:
- asperge
- Tomate:
- tomaat
- Weißkohl:
- witte kool
- Wirsing:
- savooiekool
- Wurzelgemüse:
- wortelknollen
- Zwiebel:
- ui