Was heißt »Erkältung« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Erkältung« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Sie hat eine Erkältung und schläft.: Zij is verkouden en slaapt.
Erkältungen sind ansteckend.: Een verkoudheid is besmettelijk.
Was macht deine Erkältung?: Hoe is het met je verkoudheid?
Kate hat eine Erkältung.: Kate heeft een verkoudheid.
Er hat jetzt eine Erkältung.: Hij heeft nu een verkoudheid.; Hij is nu verkouden.
Alice hat seit dem letzten Sonntag eine Erkältung.: Alica heeft een valling sinds vorige zondag.
Es ist eine kleine Erkältung.: Het is een kleine verkoudheid.
Meine Mutter hat eine schlimme Erkältung.: Mijn moeder heeft een zware verkoudheid.
Aus Angst vor einer Erkältung traute sie sich nicht, das Zimmer zu verlassen.: Ze durft de kamer niet uit te gaan uit schrik van een kou te vatten.
Sie hat eine Erkältung.: Ze heeft een verkoudheid.
Freut mich, dass deine Erkältung vorüber ist.: Ik ben blij dat je verkoudheid voorbij is.
Wenn die Vereinigten Staaten niesen, bekommt Japan eine Erkältung.: Wanneer de Verenigde Staten niezen, dan krijgt Japan een verkoudheid.
Wie lange dauert eine Erkältung normalerweise?: Hoelang duurt een verkoudheid meestal?

Ik heb een verkoudheid te pakken.