Was heißt »Beweis« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Beweis« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- bewijs
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Es ist so offensichtlich, dass es keinen Beweis benötigt.
Het ligt zo voor de hand dat er geen bewijs nodig is.
Het is zo voor de hand liggend dat er geen bewijs vereist is.
Es gibt keinen Beweis.
Er is geen bewijs.
Glaube ist Gewissheit ohne Beweise.
Geloof is een zekerheid zonder bewijs.
Wir brauchen Beweise.
We hebben bewijzen nodig.
Die größte Sünde gegen den menschlichen Geist ist, Dinge ohne Beweis zu glauben.
De grootste zonde tegen de menselijke geest is dingen zonder bewijs te geloven.
Willst du Beweise?
Wil je bewijzen?
Ich habe Beweise.
Ik heb bewijzen.
Welche Beweise haben Sie?
Welk bewijs heeft u?
Du hast keinen Beweis.
Je hebt geen bewijs.
Es gibt keine Beweise.
Ze hebben geen bewijs.
Tom wurde wegen Mangels an Beweisen freigesprochen.
Tom werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
Ich bin der lebende Beweis, dass man den Tod überwinden kann.
Ik ben het levende bewijs dat de dood overwonnen worden kan.
Ich brauche Beweise.
Ik heb bewijs nodig.
Das ist ein unumstößlicher Beweis, dass Maria unschuldig ist.
Dat is een onwrikbaar bewijs dat Maria onschuldig is.
Tatoeba ist ein weiterer Beweis für die Solidarität von Esperantisten von überall auf der Welt.
Tatoeba is een ander bewijs voor de solidariteit van esperantisten overal ter wereld.
Gibt es dafür einen wissenschaftlichen Beweis?
Is daar wetenschappelijk bewijs voor?
Beweise es.
Bewijs het.
Bewijs het maar.
Ich habe keinen Beweis.
Ik heb geen bewijs.
Ich habe keinen einzigen Beweis.
Ik heb geen enkel bewijs.
Wo sind deine Beweise?
Waar is je bewijs?
Beweise es!
Bewijs het!
Synonyme
- Beweismittel:
- bewijsmiddel
- Grund:
- grond
- Schluss:
- einde
Sinnverwandte Wörter
- Aussage:
- verklaring
- Behauptung:
- bewering
- Richtigkeit:
- juistheid
- Urteil:
- berechting
Untergeordnete Begriffe
- Gottesbeweis:
- godsbewijs