Was heißt »Ausländer« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Ausländer« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- buitenlander (männlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Ausländer machen mich neugierig.
Buitenlanders maken me nieuwsgierig.
Buitenlanders maken mij nieuwsgierig.
Sie ist mit einem Ausländer verheiratet.
Zij is getrouwd met een buitenlander.
Es gibt viele Ausländer, die nach Japan gehen, um Japanisch zu lernen.
Er zijn veel buitenlanders die naar Japan trekken om Japans te leren.
Jedes Jahr besuchen tausende Ausländer Japan.
Elk jaar bezoeken duizenden buitenlanders Japan.
Mach dich nicht über Ausländer lustig.
Spot niet met vreemdelingen.
Maak geen grapjes over buitenlanders.
Ausländer verblüffen mich.
Buitenlanders verbluffen mij.
Der Ausländer konnte überhaupt kein Japanisch.
De buitenlander kende helemaal geen Japans.
Ich bin Ausländer.
Ik ben buitenlander.
Die meisten Gäste waren Ausländer.
De meeste gasten waren buitenlanders.
Der Ausländer spricht ziemlich gut Japanisch.
De buitenlander spreekt redelijk goed Japans.
Das Hotel ist voller Ausländer.
Het hotel is vol van buitenlanders.
Seine Aussprache gibt zu erkennen, dass er Ausländer ist.
Zijn uitspraak geeft aan dat hij een buitenlander is.
Ausländer sind interessant. Stimmt's?
Buitenlanders zijn interessant, nietwaar?
Das Großherzogtum Luxemburg hat 563 000 Einwohner, von denen 46 % Ausländer sind.
Het Groothertogdom Luxemburg telt 563.000 inwoners, waarvan 46% buitenlander is.
Einige Ausländer waren unter den Museumsbesuchern.
Er waren enkele buitenlanders onder de bezoekers van het museum.
Sie sind Ausländer.
Zij zijn buitenlanders.
Das ist, weil du ein Ausländer bist.
Dat komt omdat je een buitenlander bent.
Sinnverwandte Wörter
- Fremder:
- vreemdeling
Niederländische Beispielsätze
Tom is buitenlander.