Was heißt »zufällig« auf Niederländisch?
Das Adjektiv »zufällig« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- toevallig
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Gestern Abend habe ich meinen Lehrer im Restaurant zufällig getroffen.
Ik ontmoette mijn leraar per toeval in het restaurant gisteravond.
Ich habe dieses Restaurant zufällig gefunden.
Ik kwam dat restaurant toevallig tegen.
Ik vond dit restaurant toevallig.
Ik vond dit restaurant bij toeval.
Die Testpersonen für das Experiment wurden zufällig ausgewählt.
De proefpersonen voor het experiment waren toevallig uitgekozen.
Kennst du nicht zufällig seinen Namen?
Kent ge toevallig niet zijn naam?
Kennen Sie zufällig einen Professor Braun?
Kent gij toevallig een professor Braun?
Das ist zufällig passiert.
Dit is toevallig gebeurd.
Ich habe ihn gestern zufällig am Flughafen getroffen.
Ik heb hem gisteren bij toeval ontmoet in de luchthaven.
Wir haben uns zufällig am Bahnhof getroffen.
We hebben elkaar toevallig ontmoet aan het station.
Ich traf ihn rein zufällig.
Ik trof hem puur toevallig.
Die Wortwahl ist natürlich nicht zufällig.
De woordkeuze is natuurlijk niet toevallig.
Ich habe ihn zufällig getroffen.
Toevallig ben ik hem tegengekomen.
Die Programmiersprache wählen wir oft mehr oder weniger zufällig oder der Gewohnheit entsprechend, ein solchartiges Herangehen ist jedoch nicht empfehlenswert.
De programmeertaal kiezen we vaak min of meer toevallig of uit gewoonte, maar dergelijke aanpak verdient geen aanbeveling.
Nichts passiert zufällig.
Er gebeurt niets toevallig.
Niets gebeurt toevallig.
Ich war zufällig da, als die Bombe explodierte.
Toen de bom ontplofte, was ik daar bij toeval.
Komm doch vorbei, wenn du zufällig mal in der Gegend bist!
Kom ons eens bezoeken wanneer je in de buurt bent.
Ich traf sie zufällig im Laden.
Toevallig kwam ik haar in de winkel tegen.
Das Thema „Erderwärmung“ kam während der Konferenz zufällig zur Sprache.
Het thema van de verwarming van de aarde kwam toevallig ter sprake tijdens de conferentie.
Wir sind zufällig in denselben Bus eingestiegen.
We stapten toevallig op dezelfde bus.
Ich bin ihr zufällig auf der Straße begegnet.
Ik ben haar toevallig tegengekomen op straat.
Wir haben sie zufällig im Park getroffen.
We hebben haar toevallig ontmoet in het park.
Du weißt nicht zufällig etwas darüber, oder?
Je weet daar niet toevallig iets van, toch?
Wir haben ihn zufällig im Park getroffen.
We hebben hem toevallig in het park ontmoet.
Also hast du sie gestern nicht zufällig gesehen?
Dus je hebt haar gisteren niet toevallig gezien?
Nicht viel später begegneten wir uns zufällig wieder.
Niet lang daarna kwamen we elkaar weer toevallig tegen.
Ich habe zufällig Ihre Mutter in der Bibliothek gesehen.
Ik heb toevallig uw moeder gezien in de bibliotheek.
Wenn Jason mich zufällig anruft, dann sag ihm, dass ich nicht da bin.
Als Jason me toevallig belt, vertel hem dan dat ik er niet ben.
Als mir Tom gestern zufällig begegnete, sah er ziemlich müde aus.
Toen ik gister toevallig Tom tegenkwam, zag hij er nogal moe uit.
Synonyme
Niederländische Beispielsätze
Zoiets gebeurt niet toevallig.
Kent gij toevallig een heer met de naam Braun?
Weet je toevallig waar ze woont?
Übergeordnete Begriffe
- möglich:
- mogelijk
- wahrscheinlich:
- waarschijnlijk