Was heißt »selbst­ver­ständ­lich« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich sah es als selbstverständlich an, dass sie kommen würde.

Voor mij was het vanzelfsprekend dat zij zou komen.

Wir gingen selbstverständlich davon aus, dass er uns begleiten würde.

We vonden het vanzelfsprekend dat hij mee zou gaan.

Das ist selbstverständlich.

Dat spreekt voor zich.

Das hat sie selbstverständlich nicht gesagt.

Dat heeft ze vanzelfsprekend niet gezegd.

Ist das nicht selbstverständlich?

Is het niet vanzelfsprekend?

Synonyme

al­ler­dings:

echter

er­war­tungs­ge­mäß:

zoals verwacht

frei­lich:

weliswaar

ge­wohnt:

gewoon

klar:

sereen

lo­cker:

doorlaatbaar

nor­mal:

normaal

of­fen­sicht­lich:

duidelijk

evident

kennelijk

klaarblijkelijk

un­be­dingt:

per se

Niederländische Beispielsätze

• Oh, natuurlijk.

• Ja, natuurlijk!

• Ik ben natuurlijk blond.

• Bij zoveel mensen werd hij natuurlijk een beetje nerveus.

• Ja, ja, natuurlijk.

• Het is natuurlijk een grapje.

• In zekere zin is dat een natuurlijk fenomeen.

• Dit zijn voor mij de hoofdvakken: Latijn en wiskunde - en uiteraard onze mooie moedertaal: de taal van Luther, Goethe, Kleist.

• We namen het als vanzelfsprekend aan.

• Maar natuurlijk!

• We probeerden Tom voor de gek te houden, maar hij had natuurlijk onraad bespeurd.

• We probeerden Tom te foppen, maar hij had natuurlijk onraad geroken.

• Kleur is zo vanzelfsprekend dat we er nauwelijks over nadenken.

• De Schwarzwalder kersentaart is een natuurlijk afrodisiacum.

• Waarom adopteer je de zin niet en verander je hem zodat hij natuurlijk klinkt?

• "Geloof jij dat liefde ook zonder een lichamelijke verhouding tot stand kan komen?" "Ja, natuurlijk. Al hang het waarschijnlijk wel van de ander af."

• Ik heb vanzelfsprekend ja gezegd.

• Ik heb natuurlijk ja gezegd.

• Deze bloemen zijn natuurlijk.

• De woordkeuze is natuurlijk niet toevallig.