Was heißt »er­le­ben« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Während des Krieges erlebte Bob viele gefährliche Abenteuer.

Tijdens de oorlog beleefde Bob veel gevaarlijke avonturen.

Die moderne Gesellschaft erlebt eine Krise der Moral.

De moderne samenleving gaat door een morele crisis.

Sie erlebte mehrere Höhepunkte nacheinander.

Ze kwam meer dan eens klaar.

Ich habe Tom noch nie so verärgert erlebt.

Ik heb Tom nog nooit zo boos gezien.

Ich habe die schönsten Ferien erlebt, die man sich vorstellen kann.

Ik heb leukste vakantie beleefd die je je kunt voorstellen.

Synonyme

durch­le­ben:

doorleven

er­lei­den:

ondergaan

ge­sche­hen:

gebeuren

geschieden

ha­ben:

hebben

hin­neh­men:

aanvaarden

accepteren

se­hen:

zien

sein:

zijn

ver­ste­hen:

met

overweg komen

verstaan

Niederländische Beispielsätze

• Tom lijkt de weg goed te kennen.

• Ik vraag me af waarom Tom beweerde Marie niet te kennen.

• Hij leek de waarheid te kennen.

• Tom lijkt Maria niet te kennen.

• Ik kijk ernaar uit je beter te leren kennen.

• We kennen dit liedje.

• Ik heb hem in een café leren kennen.

• In moeilijke tijden leer je je vrienden kennen.

• Tom is ervaren.

• Hoe heb je haar leren kennen?

• Jullie kennen mijn broer niet.

• Wil je mijn ouders leren kennen?

• Ik wil hem leren kennen.

• We kennen onze vader niet.

• Ik ben echt blij dat wij elkaar hebben leren kennen.

• Ik zou je graag willen leren kennen.

• Hij is een ervaren leraar.

• Je bent niet meer degene die ik leerde kennen.

• Mijn vrouw en ik waren heel gelukkig...voor we elkaar leerden kennen.

• Ik heb haar in Frankrijk leren kennen.