Was heißt »Stil­le« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Stille Wasser sind tief.

Stil water, gevaarlijk water.

Stille waters, diepe gronden.

Stille wateren hebben diepe gronden.

Stille ist ein Ereignis.

Stilte is een gebeurtenis.

Es herrschte Stille.

Er was stilte.

Het was stil.

Hast du Angst vor Stille?

Ben je bang van de stilte?

Ein Schrei durchbrach die Stille.

Een schreeuw doorbrak de stilte.

Der Stille Ozean bildet die Ostgrenze der Russischen Föderation.

De Stille Oceaan vormt de oostelijke grens van de Russische Federatie.

Synonyme

Ru­he:

rust

Antonyme

Hek­tik:

drukte

gevlieg

jachtigheid

Lärm:

lawaai

Niederländische Beispielsätze

• Er volgde een lange stilte.

• Dat is de stilte voor de storm.

• Dat was de stilte voor de storm.

• Er was een doodse stilte.

• Er heerste doodse stilte.

• Beweeg je in stilte.

• Er heerste stilte.

Übergeordnete Begriffe

Be­din­gung:

omstandigheid

voorwaarde

Zu­stand:

staat

toestand

Untergeordnete Begriffe

Wind­stil­le:

windstilte