Was heißt »Schloss« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Schloss« (veraltet: Schloß) lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- slot
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Gib mir den Schlüssel für dieses Schloss!
Geef me de sleutel van dit kasteel!
Geef me de sleutel van dit slot!
Das Haus eines Engländers ist sein Schloss.
Het huis van een Engelsman is zijn kasteel.
Das Schloss ist schön.
Het kasteel is mooi.
Meine Stadt hat ein Schloss.
Mijn stad heeft een kasteel.
Das Schloss ist auf der anderen Seite des Flusses.
Het kasteel is aan de andere kant van de rivier.
Das ist unser Schloss.
Dat is ons kasteel.
Ich bin ein Schloss ohne Schlüssel.
Ik ben een slot zonder een sleutel.
Ich möchte in einem Schloss wohnen.
Ik wil in een kasteel wonen.
Maria führte die ausländischen Gäste durch die Ruinen des Schlosses.
Maria leidde de buitenlandse gasten door de ruïnes van het kasteel.
Dieses Schloss wurde 1610 erbaut.
Dit kasteel is in 1610 gebouwd.
Hat das Schloss heute geöffnet?
Is het kasteel vandaag open?
In Europa gibt es viele alte Schlösser.
Er zijn veel oude kastelen in Europa.
Dieses Schloss ist sehr schön.
Dit kasteel is erg mooi.
Ich mag Schlösser.
Ik hou van kastelen.
Das Schloss ist beeindruckend.
Het kasteel is indrukwekkend.
Tom wollte schon immer in einem Schloss wohnen.
Tom wilde altijd al in een kasteel wonen.
Die Einrichtung des Schlosses ist zum großen Teil original.
De inrichting van het slot is voor een groot deel oorspronkelijk.
Wann ist das Schloss erbaut worden?
Wanneer is het kasteel gebouwd?
Das alte Schloss ist eine beliebte Sehenswürdigkeit.
Het oude slot is een geliefde bezienswaardigheid.
Französische Schlösser sind sehr schön.
Franse kastelen zijn heel mooi.
Der König lebt im Schloss.
De koning woont in het kasteel.
Dieses Schloss wurde in ein Museum umgewandelt.
Dit kasteel werd naar een museum omgebouwd.
Das Schloss ist wunderschön.
Dat kasteel is prachtig.
Synonyme
Antonyme
- Schlüssel:
- sleutel
Niederländische Beispielsätze
Je had alle deuren op slot of tenminste dicht moeten doen.
Ik moet deze deur op slot doen.
Hij stak de sleutel in het slot.
Tom merkte dat de deur niet op slot was.
Let erop dat die deur op slot blijft.
Ik hield de deur op slot.
De deur is op slot.
Doe de deur op slot vooraleer je vertrekt.
Ik dacht dat ik vergeten was de deur op slot te doen.
Deze deur is op slot.
Untergeordnete Begriffe
- Jagdschloss:
- jachtslot
- Vorhängeschloss:
- hangslot