Was heißt »Koffer« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Koffer« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- koffer (männlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Welcher ist Ihr Koffer?
Wat is uw koffer?
Sind das alle Koffer?
Zijn dat alle koffers?
Mein Koffer ist kaputt.
Mijn koffer is stuk.
Mijn koffer is kapot.
Der Koffer enthielt nichts außer schmutziger Kleidung.
In de koffer was niets op vuile kleren na.
Könnten Sie bitte kurz auf meinen Koffer aufpassen?
Zoudt ge even op mijn koffer willen passen?
Ich werde deinen Koffer in dein Zimmer tragen.
Ik zal je koffer naar je kamer brengen.
Ich werde Ihren Koffer in Ihr Zimmer tragen.
Ik zal uw koffer naar uw kamer brengen.
Ich kann diesen Koffer nicht allein tragen.
Ik kan deze koffer niet alleen dragen.
Wo ist dein Koffer?
Waar is je koffer?
Deine Koffer stehen da drüben.
Je koffers staan daar.
Eure Koffer stehen da drüben.
Jullie koffers staan daar.
Behalte diesen Koffer im Auge.
Houd deze koffer in de gaten.
Hou deze koffer in de gaten.
Ist das dein Koffer?
Is dit je koffer?
Koffer sind doch nicht mehr zeitgemäß. Heute verwendet man eher Reisetaschen.
Koffers zijn niet langer van deze tijd. Vandaag gebruikt men meer reistassen.
Ich muss meinen Koffer auspacken.
Ik moet mijn koffer uitpakken.
Ihr Koffer ist zu schwer.
Uw koffer is te zwaar.
Haar koffer is te zwaar.
Hun koffer is te zwaar.
Sie half mir meinen Koffer packen.
Zij hielp mij mijn koffer inpakken.
Haben Sie Ihre Koffer schon gepackt?
Heeft u uw koffers al ingepakt?
Ich kann meinen Koffer nicht finden. Wo hast du es hingelegt?
Ik kan mijn koffer niet vinden. Waar heb je hem gelaten?
Übergeordnete Begriffe
- Person:
- persoon