Was heißt »Groß­mut­ter« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Groß­mut­ter« (auch: Grossmutter) lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • grootmoeder (weiblich)

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Seine Mutter starb, als er jung war und er wurde von seiner Großmutter aufgezogen.

Zijn moeder stierf toen hij jong was, en zijn grootmoeder heeft hem opgevoed.

Tagsüber passt Großmutter auf die Kinder auf.

Overdag past Oma op de kinderen.

Meine Großmutter spricht langsam.

Mijn oma praat langzaam.

Es ist schon viel Zeit vergangen, seit ich meine Großmutter besucht habe.

Er is al veel tijd voorbij sinds ik mijn grootmoeder bezocht heb.

Wo wohnt deine Großmutter?

Waar woont jouw grootmoeder?

Waar woont je oma?

Meine Großmutter ist krank.

Mijn grootmoeder is ziek.

Großmutter sitzt im Schaukelstuhl und liest die Lokalzeitung.

Grootmoeder zit in de schommelstoel en leest de plaatselijke krant.

Meine Großmutter beklagt sich immer über die Kälte.

Mijn grootmoeder klaagt altijd van de kou.

Ich besuche meine Großmutter im Krankenhaus.

Ik bezoek mijn grootmoeder in het ziekenhuis.

Ich liebe meine Großmutter sehr.

Ik hou erg van mijn grootmoeder.

Das ist die Zahnprothese meiner Großmutter.

Het is het kunstgebit van mijn oma.

Meine Großmutter sieht liebend gerne fern.

Oma heeft heel veel plezier aan tv-kijken.

Ich denke mal, dass Toms Großmutter zu alt ist, um einen Minirock zu tragen.

Ik vind wel dat Toms grootmoeder te oud is om een minirok te dragen.

Kommt alle her! Die Großmutter will uns erzählen, wie das Leben im vorigen Jahrhunderts war.

Kom allemaal hier! Oma wil ons vertellen hoe het leven de vorige eeuw was.

Großmutter vergaß wieder, ihre Pillen zu nehmen.

Grootmoeder vergat weer haar pillen in te nemen.

Meine Großmutter erzählte mir ihr ganzes Leben.

Mijn grootmoeder vertelde me haar levensverhaal.

In der Wohnung der Großmutter war alles in Unordnung.

Alles was in wanorde in het appartement van de grootmoeder.

Het was een warboel in het appartement van de grootmoeder.

Meine Großmutter war immer eine ordentliche und saubere Frau gewesen.

Mijn grootmoeder was altijd een keurige en schone vrouw geweest.

Meine Großmutter hat mir ein neues Kleid gemacht.

Mijn grootmoeder heeft een nieuwe jurk voor mij gemaakt.

Dieser Ring ist ein Andenken an meine Großmutter.

Deze ring is een aandenken aan mijn grootmoeder.

Aus übriggebliebenen Salzkartoffeln machte meine Großmutter immer Bratkartoffeln.

Mijn grootmoeder maakte altijd gebakken aardappelen uit de restjes van de gekookte aardappelen.

Großmutter zeigte uns alte Fotos.

Grootmoeder liet ons oude foto's zien.

Oma liet ons oude foto's zien.

Männliche Wortform

Groß­va­ter:
grootvader

Synonyme

Oma:
oma

Niederländische Beispielsätze

Mijn grootmoeder postte de brief vanmorgen.

Übergeordnete Begriffe

Groß­el­tern:
grootouders

Großmutter übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Großmutter. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2022, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: Großmutter. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 402011, 404667, 452476, 704601, 888386, 1042740, 1276586, 1437048, 1583488, 1779344, 2145598, 2250732, 2498994, 3240499, 3486326, 5159742, 6786058, 6787485, 8213150, 8617940, 9321449, 11472309 & 847665. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR