Was heißt »Feiertag« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Feiertag« (veraltet: Feyertag) lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- feestdag (männlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Heute ist Feiertag.
Het is vakantie.
Vandaag is een feestdag.
Weihnachten ist ein besonderer Feiertag.
Kerstmis is een bijzondere feestdag.
Ist morgen ein Feiertag?
Is het morgen een feestdag?
Is het morgen een vrije dag?
Antonyme
- Arbeitstag:
- werkdag
Niederländische Beispielsätze
Vandaag is een nationale feestdag.
Übergeordnete Begriffe
- Tag:
- dag
Untergeordnete Begriffe
- Fronleichnam:
- Sacramentsdag
- Heiligabend:
- kerstavond
- Karfreitag:
- Goede Vrijdag
- Neujahr:
- Nieuwjaar
- Nikolaus:
- Sinterklaas
- Reformationstag:
- hervormingsdag
- Tag der Deutschen Einheit:
- Dag van de Duitse eenheid