Was heißt »ge­wohnt« auf Niederländisch?

Das Adjektiv »ge­wohnt« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • gewoon

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Haben sie hier gewohnt?

Hebben ze hier gewoond?

Soldaten sind Gefahr gewohnt.

Soldaten zijn aan gevaar gewend.

John ist gewohnt bis Mitternacht aufzubleiben.

John heeft de gewoonte tot middernacht wakker te blijven.

John heeft de gewoonte om tot middernacht op te blijven.

Die Leute waren es früher gewohnt, zu Fuß zu reisen.

Vroeger waren de mensen gewend te voet te reizen.

Die Leute hier sind die Kälte gewohnt.

De mensen hier zijn de koude gewoon.

De mensen hier zijn de kou gewend.

Er hat immer in Tokio gewohnt.

Hij heeft altijd in Tokio gewoond.

Er hat drei Jahre in Kobe gewohnt.

Hij heeft drie jaar in Kobe gewoond.

Warum hat er in den Vereinigten Staaten gewohnt?

Waarom heeft hij in de Verenigde Staten gewoond?

Er hat, glaube ich, in Spanien gewohnt.

Hij heeft, geloof ik, in Spanje gewoond.

Ich bin es nicht gewohnt, zeitig aufzustehen.

Ik ben niet gewoon vroeg op te staan.

Er hat ein paar Tage in einem Hotel gewohnt.

Hij heeft enkele dagen in een hotel gelogeerd.

Ich bin es nicht gewohnt Kaffee ohne Zucker zu trinken.

Ik ben niet gewend om koffie zonder suiker te drinken.

Ich bin es nicht gewohnt, früh aufzustehen.

Ik ben niet gewoon van vroeg op te staan.

Ich bin es nicht gewohnt, so früh aufzustehen.

Ik ben het niet gewoon zo vroeg op te staan.

Ich habe hier gewohnt.

Ik heb hier gewoond.

Ich bin es nicht gewohnt, bis spät in die Nacht aufzubleiben.

Ik ben het niet gewend 's avonds laat op te blijven.

Wo haben Sie im vergangenen Jahr gewohnt?

Waar heb je vorig jaar gewoond?

Sie ist es gewohnt, allein zu leben.

Zij is eraan gewend alleen te leven.

Dort hat Tom gewohnt.

Tom heeft daar gewoond.

Daar heeft Tom gewoond.

Ich bin es nicht gewohnt, Rotwein zu trinken.

Ik ben het niet gewoon rode wijn te drinken.

Ik ben het niet gewend om rode wijn te drinken.

Ich wohne in der Stadt, aber meine Eltern haben auf dem Land gewohnt.

Ik woon in de stad maar mijn ouders hebben op het platteland gewoond.

Wie lange hast du auf der Insel gewohnt?

Hoelang heb je op het eiland gewoond?

Wir haben immer hier gewohnt.

We hebben hier altijd gewoond.

Hier hebben we altijd gewoond.

Ich habe früher in der Nähe von Tom gewohnt.

Ik woonde vroeger in de buurt van Tom.

Wusstest du nicht, dass ich früher in Boston gewohnt habe?

Wist je niet dat ik vroeger in Boston woonde?

Wusstet ihr nicht, dass ich früher in Boston gewohnt habe?

Wisten jullie niet dat ik vroeger in Boston woonde?

Wussten Sie nicht, dass ich früher in Boston gewohnt habe?

Wist u niet dat ik vroeger in Boston woonde?

Ich habe in Australien gewohnt.

Ik heb in Australië gewoond.

Ich habe eine Zeit lang in Boston gewohnt.

Ik heb een tijdje in Boston gewoond.

Ich habe drei Monate in Australien gewohnt.

Ik heb drie maanden in Australië gewoond.

In welchen Ländern haben Sie schon mal gewohnt?

In welke landen heeft u gewoond?

Synonyme

all­täg­lich:
dagdagelijks
normaal
ordinair
gän­gig:
gangbaar
na­tür­lich:
natuurlijk
selbst­ver­ständ­lich:
natuurlijk
uiteraard
vanzelfsprekend
un­ver­meid­lich:
onvermijdelijk

Niederländische Beispielsätze

  • Loop gewoon rechtdoor.

  • Het is niet waar, dat koeien melk geven. De boeren nemen ze gewoon van hen af.

  • Als je het wilt weten, vraag het dan gewoon!

  • Hij was niet in het buitenland, maar gewoon in de gevangenis.

  • Koken op inductie is gewoon zo veel leuker!

  • Laat me gewoon gaan.

  • Mag ik een stukje van je taart? Ik wil gewoon even proeven.

  • Ik probeer gewoon te overleven.

  • Sommige partijgenoten hebben gewoon bakstenen in plaats van brood in mijn rugzak gestopt.

  • Ik wil gewoon helpen.

  • We zijn gewoon goede vrienden.

  • Ik kan het gewoon niet.

  • Ik wou het gewoon achter de rug hebben.

  • Waarom verkoop je het gewoon niet?

  • Volg ze gewoon.

  • Het slaat gewoon nergens op.

  • Ik deed gewoon wat Tom me vroeg.

  • Ik dacht dat hij van me hield, maar eigenlijk wilde hij gewoon met me naar bed.

  • Hij huilde gewoon.

  • Zwem gewoon.

Gewohnt übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: gewohnt. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: gewohnt. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 360537, 363365, 367335, 395147, 396384, 440979, 555049, 555054, 555058, 613641, 639964, 679431, 695430, 876432, 927198, 1475664, 2304804, 2331028, 2983901, 3369875, 4724797, 4945906, 6742206, 7106911, 7193713, 7193714, 7193715, 8088419, 8223139, 8223798, 10296191, 11409524, 11113584, 10327381, 10228077, 10041566, 9944468, 9818669, 9816494, 9767342, 9670267, 9633727, 9609313, 9585279, 9350363, 9327897, 9192066, 9164182, 8854546, 8759594 & 8683340. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR