Was heißt »ein­kau­fen« auf Niederländisch?

Das Verb »ein­kau­fen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • kopen
  • aanschaffen
  • aankopen
  • winkelen
  • boodschappen doen

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich muss einkaufen gehen, ich komme in einer Stunde zurück.

Ik moet boodschappen doen. Ik ben over een uur terug.

Ich gehe jeden Morgen einkaufen.

Ik doe iedere morgen boodschappen.

Ich muss einkaufen gehen.

Ik moet gaan winkelen.

Ik moet boodschappen gaan doen.

Er ging im Kaufhaus einkaufen.

Hij ging boodschappen doen in een warenhuis.

Hij ging boodschappen doen in het warenhuis.

Ich muss einkaufen gehen, ich bin nach einer Stunde wieder zurück.

Ik moet boodschappen gaan doen, ik ben er over een uur weer.

Heute hat dich einer meiner Kommilitonen bei Auchan einkaufen sehen.

Een van mijn medestudenten heeft u vandaag zien inkopen doen bij Auchan.

Een van mijn medestudenten heeft je vandaag zien inkopen doen bij Auchan.

Sie gehen einkaufen.

Ze gaan boodschappen doen.

Gehst du jeden Tag einkaufen?

Doe je iedere dag boodschappen?

Gehst du oft einkaufen?

Ga je vaak winkelen?

Yoko ist gestern einkaufen gegangen.

Joko heeft gisteren boodschappen gedaan.

Ich gehe gerne in diesem Laden einkaufen.

Ik ga graag in die winkel inkopen.

Könntest du für mich einkaufen gehen?

Kan je voor mij wat inkopen doen?

Ich ging einkaufen.

Ik ben gaan winkelen.

Ich würde es vorziehen, nicht allein einkaufen zu gehen.

Ik zou liever niet alleen gaan winkelen.

Ich mag heute nicht mit dir einkaufen gehen.

Ik wil vandaag niet met je gaan winkelen.

Tom geht mit seiner Freundin einkaufen.

Tom gaat met zijn vriendin winkelen.

Wann bist du das letzte Mal einkaufen gegangen?

Wanneer was het de laatste keer dat je boodschappen hebt gedaan?

Ich betreue die Kinder, während du einkaufen gehst.

Ik let op de kinderen terwijl jij naar de winkel gaat.

Mit wem bist du einkaufen gegangen?

Met wie ben je gaan winkelen?

Synonyme

be­tei­li­gen:
deelnemen
meedoen
ver­pflich­ten:
gehouden
verplichten

Antonyme

ver­kau­fen:
verkopen

Niederländische Beispielsätze

  • Waar kan ik een kaart van Europa kopen?

  • Ze kan hem niet overhalen om voor haar een nieuwe auto te kopen.

  • Ben je van plan die auto te kopen?

  • We overwegen nieuwe meubels te kopen.

  • Waar kopen jullie groenten?

  • Als ik geld had zou ik een computer kopen.

  • Ik moet postzegels kopen.

  • Bill heeft een parttime job om een auto te kunnen kopen.

  • Kan je er ook één voor mij kopen?

  • Hij kan geen auto kopen.

  • Hij wil echt een nieuwe motor kopen.

  • Ze kopen groenten in de supermarkt.

  • Ik wil een nieuwe auto kopen.

  • Ik wil een paar skischoenen kopen.

  • Heeft u werkelijk genoeg geld om zo'n waardevol horloge te kopen?

  • Hij heeft haar aangeraden het te kopen.

  • Ik zal een nieuwe kopen.

  • Ze kon hem niet overtuigen om haar een nieuwe auto te kopen.

  • Ik wou dat ik die gitaar kon kopen.

  • Ik zal de auto alleen kopen als ze eerst de remmen herstellen.

Einkaufen übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: einkaufen. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: einkaufen. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 451, 1160, 359538, 443824, 444956, 582406, 643136, 1294713, 1458217, 1513810, 1589534, 1831260, 1883808, 2582354, 2925229, 3557281, 6449953, 7242368, 11235523, 1480414, 1479019, 1478473, 1475024, 1496779, 1511088, 1448079, 1531941, 1539704, 1401695, 1401628, 1567019, 1372171, 1346707, 1621330, 1622299, 1125449, 1121687, 1091964 & 936771. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR