Was heißt »Wel­le« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Die Wellen haben das Boot verschlungen.

De golven hebben de boot opgeslokt.

Die Wellen sind hoch.

De golven zijn hoog.

Ein Schiff, das nur auf Reede oder im Hafen liegt, bringt nichts ein. Es muss sich Wind und Wellen aussetzen.

Een schip dat alleen maar op de rede of in de haven ligt, levert niets op. Het moet blootgesteld zijn aan wind en golven.

Synonyme

Auf­ruhr:

beroering

oproer

Auf­stand:

opstand

rel

Lärm:

lawaai

The­a­ter:

theater

Antonyme

Ach­se:

as

Niederländische Beispielsätze

• Ik hou van golf.

• Ik weet überhaupt niet hoe je golf speelt.

• Ik zou graag golf spelen.

• John interesseert zich voor golf.

• Houdt u van golf?

• Ik ben golf beginnen te spelen, jaren geleden.

• Ik speel geen golf.

• Speel je nog golf?

• Af en toe speel ik golf.

• Hij speelt elke zondag golf.

• Ik ben een grote fan van golf.

• Men zegt dat golf heel populair is in Japan.

• Hij is golf aan het spelen.

• Ik ben gek op golf.

Untergeordnete Begriffe

Bug­wel­le:

boeggolf

Gra­vi­ta­ti­ons­wel­le:

zwaartekrachtsgolf

Hit­ze­wel­le:

hittegolf

Kurz­wel­le:

korte golf

Mons­ter­wel­le:

monstergolf