Was heißt »Spielzeug« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Spielzeug« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Dieses Spielzeug ist aus Holz.: Dat speelgoed is van hout gemaakt.
Weihnachten ist eine gute Zeit, um neues Spielzeug auf den Markt zu bringen.: Kerstmis is een goed moment om nieuw speelgoed op de markt te brengen.
Das Kind, dessen Spielzeug ich suche, ist mein Sohn.: Het kind, wiens speelgoed ik zoek, is mijn zoon.
Sie kaufte dem Jungen ein Spielzeug.: Ze kocht een stuk speelgoed voor de jongen.
Sei vorsichtig! Das ist kein Spielzeug!: Voorzichtig. Dit is geen speelgoed.
Sie denken, es ist ein Spielzeug.: Ze denken dat het speelgoed is.
Auf dem Spielzeug befand sich ein Aufkleber mit den Worten: „Nicht geeignet für Kinder unter 16 Jahren.“: Op het speelgoed zat een label met de tekst: "Niet geschikt voor kinderen onder 16 jaar".
Toms neues Spielzeug ist zwar ganz witzig; zu etwas nütze ist es aber nicht.: Toms laatste hebbedingetje is leuk, maar nutteloos.
Sein Spielzeug ist blau.: Zijn speelgoed is blauw.

Al het speelgoed is van hout.
Als je dat waterpistool wilt hebben, moet je er zelf maar voor sparen. Ik kan geen speelgoed voor je blijven kopen. Het geld groeit niet op m'n rug.