Was heißt »Ruf« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Er hat einen guten Ruf.

Hij heeft een goede reputatie.

Ruf einen Krankenwagen.

Bel een ambulance.

Rufen Sie mich im Notfall unter dieser Nummer an.

In geval van nood, bel mij op dit nummer.

Ruf mich an, wenn du angekommen bist.

Bel me op als je aangekomen bent.

Viele Wissenschaftler stehen im Ruf, exzentrisch zu sein.

Veel wetenschappers hebben de reputatie excentriek te zijn.

Ruf mich heute Abend an.

Telefoneer mij deze avond.

Bel me vanavond.

Ruf mich morgen um neun an!

Bel mij morgen om 9 uur.

Ruf sie jetzt nicht an.

Bel haar nu niet op.

Ruf mich an!

Telefoneer mij!

Bel me op!

Ruf mich um vier Uhr an. Ich muss den ersten Zug nehmen.

Bel me om vier uur. Ik moet de eerste trein nemen.

Ruf mich heute Abend nicht an.

Telefoneer mij niet deze avond.

Rufe die Polizei!

Roep de politie!

Ruf deine Schwestern.

Bel je zusters.

Roep je zusters.

Ruf mich morgen an.

Bel me morgen.

Ruf mich, wenn du Hilfe brauchst!

Roep me als je hulp nodig hebt.

Rufen Sie bitte ein Taxi!

Bel een taxi alstublieft.

Ruf bitte nicht die Bullen!

Bel asjeblief de flikken niet!

Ruf deinen Bruder an.

Bel je broer.

Rufen Sie Ihren Bruder.

Bel uw broer.

Ruf das FBI an.

Bel de FBI.

Rufe Tom, bitte.

Roep Tom, alsjeblieft.

Rufen Sie bitte einen Krankenwagen.

Bel alstublieft een ambulance.

Bel alstublieft een ziekenwagen.

Belt u alstublieft een ziekenwagen.

Rufe in einem Notfall die Polizei an.

Bel de politie in geval van nood.

Rufen Sie bitte die Polizei!

Roep alstublieft de politie.

Ruf an!

Bel!

Rufen Sie jetzt an!

Bel nu.

Ruf mich zurück!

Bel me terug.

Rufe ihn bitte ans Telefon.

Roep hem aan de telefoon alsjeblieft.

Synonyme

An­ge­bot:

assortiment

voorstel

Be­ru­fung:

roeping

Bild:

beeld

Pres­ti­ge:

prestige

Schrei:

schreeuw

Stel­lung:

functie

Niederländische Beispielsätze

• Als je niet vertrekt, dan roep ik de politie.

• Steek uw hand op als ik uw naam roep.

• Ik roep de jongen, en hij komt.

Untergeordnete Begriffe

Auf­ruf:

oproep