Was heißt »Mobiltelefon« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Mobiltelefon« (veraltet: Mobiltelephon) lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich muss mein Mobiltelefon aufladen.: Ik moet mijn telefoon opladen.
Ich habe mein Mobiltelefon vergessen.: Ik ben mijn mobieltje vergeten.
Ich beabsichtige, morgen ein Mobiltelefon zu kaufen.: Ik ben van plan morgen een gsm te kopen.
Ich suche mein Mobiltelefon.: Ik zoek mijn gsm.
Ich liebe dieses Mobiltelefon!: Ik hou van dit mobieltje.
„Hast du mein Mobiltelefon gesehen?“ – „Das liegt auf dem Tisch.“: "Heb je mijn mobieltje gezien?" "Hij ligt op tafel."
Das Mobiltelefon ist eine Erfindung, ohne die wir nicht leben können.: Het mobieltje is een uitvinding waar we niet zonder kunnen leven.
Ich habe kein Mobiltelefon.: Ik heb geen mobiele telefoon.; Ik heb geen mobieltje.
Tom hat ein Mobiltelefon.: Tom heeft een mobieltje.; Tom heeft een gsm.

Van wie is deze gsm?
Ik ben de oplader van mijn mobiele telefoon kwijt.
Heb je een mobiele telefoon?
Het lijkt erop dat het tegoed op mijn prepaid mobieltje is opgebruikt.
Ik heb geen gsm.
Mijn gsm heeft geen ontvangst.
Heb je een gsm?
Waar is de gsm?
Ik belde haar om haar te zeggen, dat ze haar mobieltje bij mij had laten liggen, maar ze antwoordde niet.
Mijn mobieltje was gestolen.
Mijn mobiele telefoon was gestolen.
Zijn mobiele telefoon staat uit.
Ik moet mijn gsm opladen.
Ik moet mijn mobieltje opladen.
Mijn gsm werkt niet.
De batterij van mijn gsm werkt niet meer goed.
De batterij van mijn mobieltje werkt niet meer goed.
Heb je een mobieltje?
Van wie is dit mobieltje?
Ik heb de foto’s van mijn mobieltje op de computer overgezet.