Was heißt »Kurs« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Kurs« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- koers
- cursus
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Wenn du durch diese Prüfung fällst, musst du den Kurs wiederholen.
Als je dit examen niet haalt dan moet je de cursus opnieuw doen.
Fast niemand geht in die gleichen Kurse.
Bijna niemand gaat naar dezelfde klassen.
Wo gibt es einen guten Kurs für Guaraní?
Waar vind je een goede cursus voor het Guaraní?
Der Kurs dauert zwei Wochen.
De cursus duurt twee weken.
Synonyme
- Bahn:
- traject
- Fahrt:
- vaart
- Konzept:
- concept
- Leitfaden:
- leidraad
- Programm:
- programma
- Richtung:
- richting
- Route:
- route
- Seminar:
- seminarie
- Strecke:
- afstand
- Vorgabe:
- richtlijn
- Vorlesung:
- college
- Wechselkurs:
- wisselkoers
- Weg:
- weg
Sinnverwandte Wörter
- Ausbildung:
- opleiding
Niederländische Beispielsätze
Ik ga me weldra inschrijven voor een cursus Duits.
De cursus Duits begint op vijf oktober.
Ze heeft zich ingeschreven voor een cursus Spaans.
Untergeordnete Begriffe
- Wechselkurs:
- wisselkoers