Was heißt »Kühl­schrank« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Kühl­schrank« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • ijskast (weiblich)
  • koelkast (weiblich)
  • frigo (männlich)

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich habe noch nie einen roten Kühlschrank gesehen.

Ik heb nog nooit een rode koelkast gezien.

Ein Kühlschrank hält Fleisch frisch.

Een koelkast houdt vlees vers.

Nehmen Sie die Orangen aus dem Kühlschrank.

Haal de sinaasappels uit de koelkast.

Ich habe nur noch Butter im Kühlschrank.

Ik heb alleen maar boter in de koelkast.

Der kleine Kühlschrank ist dreckig.

De kleine koelkast is smerig.

Es ist kein Fleisch mehr im Kühlschrank.

Er is geen vlees meer in de koelkast.

Ich trank etwas von der Milch, den Rest stellte ich in den Kühlschrank.

Ik heb wat melk gedronken en de rest in de koelkast bewaard.

Warum ist kein Essen in meinem Kühlschrank?

Hoe komt het dat er geen eten in mijn koelkast is?

Tom öffnete den Kühlschrank.

Tom opende de koelkast.

Nimm ein Ei aus dem Kühlschrank.

Neem een ei uit de koelkast.

Es gibt Milch im Kühlschrank.

Er is melk in de koelkast.

Er staat melk in de koelkast.

Die Milch ist im Kühlschrank.

De melk is in de koelkast.

Der Kühlschrank ist leer.

De koelkast is leeg.

Der Kühlschrank ist offen.

De koelkast is open.

Wenn du Bananen in den Kühlschrank legst, wird die Schale ganz braun.

Als je bananen in de koelkast stopt, wordt de schil helemaal bruin.

Ich brauche einen neuen Kühlschrank, weil der alte so klein ist.

Ik heb een nieuwe koelkast nodig omdat de oude erg klein is.

Ich habe nichts in meinem Kühlschrank.

Ik heb niets in mijn koelkast.

Es ist kein Essen übrig im Kühlschrank.

Er is geen restje eten in de koelkast.

Tom hat heute drei Kühlschränke verkauft.

Tom heeft vandaag drie koelkasten verkocht.

Was ist im Kühlschrank?

Wat is er in de koelkast?

Er ist im Kühlschrank.

Het is in de koelkast.

Wie alt ist dein Kühlschrank?

Hoe oud is jouw koelkast?

Wie alt ist Ihr Kühlschrank?

Hoe oud is jullie koelkast?

Ich habe nur Butter im Kühlschrank.

Ik heb alleen boter in de koelkast.

Der Kühlschrank ist geschlossen.

De koelkast is dicht.

Mach den Kühlschrank zu.

Doe de koelkast dicht.

Tom sah in den Kühlschrank.

Tom keek in de koelkast.

Der Kühlschrank ist komplett leer.

De koelkast is helemaal leeg.

Der Kühlschrank steht offen.

De koelkast staat open.

Der Kühlschrank war völlig leer.

De koelkast was helemaal leeg.

Der Borschtsch steht im Kühlschrank.

De borsjtsj staat in de koelkast.

Ich habe noch nie einen rosa Kühlschrank gesehen.

Ik heb nog nooit een roze koelkast gezien.

Tom vergaß, die Milch zurück in den Kühlschrank zu stellen.

Tom vergat de melk terug in de koelkast te zetten.

Tom vergat de melk terug de koelkast in te zetten.

Antonyme

Kühl­haus:
koelhuis

Kühlschrank übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Kühlschrank. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2022, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 496, 367442, 382365, 414184, 566444, 736495, 741093, 1104028, 1522087, 1547489, 2112054, 2112158, 3773431, 3779407, 4453837, 4457648, 4567635, 4905134, 5476207, 5547192, 5547222, 6032820, 6032821, 6787839, 8096505, 8227552, 8657637, 9045265, 9098119, 9451232, 10025935, 10678399 & 11491392. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR