Was heißt »Gras« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Gras« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Die Kühe fressen Gras.: De koeien eten gras.
Das Gras wächst nach dem Regen gut.: Het gras groeit goed na de regen.
Gras schmeckt herb.: Gras smaakt wrang.
Beim Nachbarn ist das Gras immer grüner.: Het gras van je buurman is altijd groener dan het jouwe.
Pferde fressen Gras.: Paarden eten gras.
Das Gras ist grün.: Het gras is groen.
Das Gras auf der anderen Seite des Hügels ist immer grüner.: Het gras aan de andere kant van de heuvel is altijd groener.
Auf trockenem Erdreich wächst nicht einmal Gras.: Op droge grond groeit zelfs geen gras.
Wer im Sommer das Gras frisst, hat im Winter kein Heu.: Wie het gras opeet in de zomer, zal in de winter geen hooi hebben.
Ich höre das Gras wachsen.: Ik kan het gras horen groeien.
Elefanten fressen Gras.: Olifanten eten gras.
Sie legte sich auf das Gras.: Ze ging op het gras liggen.
Die Kuh frisst Gras.: De koe eet gras.
Warum fressen Hunde Gras?: Waarom eten honden gras?

Ik zou graag hebben dat jullie onmiddellijk na het ontbijt het gras maaien.
Ik zou graag hebben dat je onmiddellijk na het ontbijt het gras maait.
Ik zou graag hebben dat u onmiddellijk na het ontbijt het gras maait.
Het gras moet worden gesproeid.
Enkele kinderen zijn op het gras aan het spelen.
Het gras moet besproeid worden.
Het gras heeft een maaibeurt nodig.
Ik krijg nooit eens de gelegenheid om ook wat in te brengen, want Emma maait steeds het gras voor mijn voeten weg.
Verboden op het gras te lopen.
Er stonden veel bordjes in het park met het opschrift “Het gras niet betreden!”