Was heißt »Gewohnheit« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Gewohnheit« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Es ist seine Gewohnheit, jeden Morgen spazieren zu gehen.: Het is zijn gewoonte vroeg in de ochtend altijd te gaan wandelen.
Er hatte die schlechte Gewohnheit, zu viel Wein zu trinken.: Hij had de slechte gewoonte om teveel wijn te drinken.
Mein Großvater hat mich die gute Gewohnheit gelehrt, Geld für schlechte Zeiten beiseite zu legen.: Mijn grootvader heeft mij de goede gewoonte geleerd, geld opzij te leggen voor kwade dagen.
Kinder nehmen Gewohnheiten von ihren Eltern an.: Kinderen nemen de gewoontes van hun ouders over.
Die Programmiersprache wählen wir oft mehr oder weniger zufällig oder der Gewohnheit entsprechend, ein solchartiges Herangehen ist jedoch nicht empfehlenswert.: De programmeertaal kiezen we vaak min of meer toevallig of uit gewoonte, maar dergelijke aanpak verdient geen aanbeveling.
Ich hatte die Gewohnheit, jeden Sonntag mit ihm Tennis zu spielen.: Ik had de gewoonte elke zondag met hem te tennissen.
Meine Großeltern sind schon etwas alt und haben ihre Gewohnheiten.: Mijn grootouders zijn al iets ouder, en hebben hun gewoonten.
Das ist zur Gewohnheit geworden.: Dat is een gewoonte geworden.

Hij heeft de gewoonte op zijn hoofd te krabben.
Dat is een oude Japanse gewoonte.
John heeft de gewoonte om tot middernacht op te blijven.
Ze heeft de gewoonte om op haar nagels te bijten.
Tom heeft de gewoonte de waarheid te bespelen.
Moeders hadden de gewoonte aan hun zonen te zeggen dat ze blind zouden worden als ze masturbeerden.
John heeft de gewoonte tot middernacht wakker te blijven.
Tussen de maaltijden door eten is een slechte gewoonte.