Was heißt »Fremd­spra­che« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich finde Fremdsprachen sehr interessant.

Ik vind vreemde talen erg interessant.

Es ist schwierig, eine Fremdsprache zu lernen.

Het is moeilijk om een vreemde taal te leren.

Wenn wir gerade von Fremdsprachen sprechen, sprecht ihr Französisch?

Nu we het toch over vreemde talen hebben, spreken jullie Frans?

Eine Fremdsprache zu lernen macht Spaß.

Het is leuk om een vreemde taal te leren.

Alle Schüler von dieser Schule müssen außer Englisch noch eine andere Fremdsprache lernen.

Alle leerlingen van deze school moeten naast Engels nog een andere vreemde taal leren.

Neben Esperanto spricht er natürlich auch andere Fremdsprachen.

Buiten Esperanto spreekt hij natuurlijk ook andere vreemde talen.

Es ist nicht leicht, eine Fremdsprache zu erlernen.

Een vreemde taal leren is niet gemakkelijk.

Schweigen ist Gold, aber nicht, wenn man versucht, eine Fremdsprache zu erlernen.

Zwijgen is goud, maar niet als je een vreemde taal tracht te leren.

Dieser Laden hat eine Menge Zeitschriften in Fremdsprachen.

Deze winkel heeft allerhande tijdschriften in vreemde talen.

„Wann fängt man am besten mit dem Lernen einer Fremdsprache an?“ – „Heute.“

"Wanneer kan men best beginnen met het leren van een vreemde taal?" - "Vandaag."

In der Schule lernen wir eine Fremdsprache.

Op school leren we één vreemde taal.

Op school leren we een vreemde taal.

Ich lese viele Fremdsprachen, aber ich spreche keine.

Ik lees veel buitenlandse talen maar ik spreek er niet een.

Warum erlernst du eine Fremdsprache?

Waarom leer je een vreemde taal?

Interessieren Sie sich für Fremdsprachen?

Interesseert u zich voor vreemde talen?

Maria spricht zwei Fremdsprachen.

Mary spreekt twee vreemde talen.

Es ist überhaupt nicht leicht, eine Fremdsprache zu beherrschen.

Het is helemaal niet gemakkelijk een vreemde taal onder de knie te krijgen.

Du musst keine Angst davor haben, Fehler zu machen, wenn du eine Fremdsprache lernst.

Je mag niet bang zijn om fouten te maken als je een vreemde taal leert.

Ich muss viele Fremdsprachen lernen.

Ik moet veel vreemde talen leren.

Synonyme

aus­län­disch:

buitenlands

Antonyme

Erst­spra­che:

moedertaal

Mut­ter­spra­che:

moedertaal

Niederländische Beispielsätze

• Het is bijna onmogelijk om een vreemde taal in een korte tijd te leren.

• Een vreemde taal leren is moeilijk.

• Het is niet gemakkelijk om een gedicht te vertalen naar een vreemde taal.

Übergeordnete Begriffe

Spra­che:

spraak