Was heißt »Fir­ma« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Fir­ma« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • firma (männlich)

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Die Gewerkschaft und die Firma einigten sich auf einen neuen Vertrag.

De vakbond en de onderneming bereikten overeenstemming over een nieuw contract.

Viele Firmen haben ihre Belegschaft auf ein Minimum reduziert.

Veel bedrijven hebben hun personeel tot het minimum verlaagd.

Ich begann letztes Jahr, für diese Firma zu arbeiten.

Vorig jaar ben ik voor deze firma gaan werken.

Die Firma hat Niederlassungen in 12 europäischen Ländern.

Het bedrijf heeft vestigingen in 12 Europese landen.

Diese Firma stellt zweihundert Autos am Tag her.

Dit bedrijf produceert tweehonderd auto's per dag.

Ich habe einen befristeten Arbeitsplatz bei der Firma.

Ik heb een tijdelijke baan bij het bedrijf.

Viele kleine Firmen gingen bankrott.

Veel kleine ondernemingen zijn failliet gegaan.

Die Firma ABC schreibt erneut rote Zahlen.

De firma ABC staat weer in het rood.

De firma ABC zit weer in de rode cijfers.

Sie besitzt 10 Prozent Anteil an dieser Firma.

Ze heeft een aandeel van tien procent in dit bedrijf.

Tom arbeitet für eine große Firma.

Tom werkt voor een grote firma.

Mein älterer Bruder ist der Geschäftsführer dieser Firma.

Mijn oudere broer runt dat bedrijf.

Die meisten großen japanischen Firmen sind vom Export abhängig.

De meeste grote Japanse firma's hangen af van de export.

Toms Firma importiert Tee aus Indien.

Het bedrijf van Tom importeert thee uit India.

Toms bedrijf importeert thee uit India.

Toms Firma führt Kaffee aus Brasilien ein.

Toms bedrijf importeert Braziliaanse koffie.

Die Firma verfügt über ein Kapital von einer Million Dollar.

Het bedrijf beschikt over een kapitaal van een miljoen dollar.

Die Firma hat mehrere Vertreter zur Besprechung der Angelegenheit entsandt.

Het bedrijf heeft meerdere vertegenwoordigers gestuurd om de kwestie te bespreken.

Tom ist Programmierer in einer kleinen Firma.

Tom is een programmeur in een klein bedrijf.

Wer ist der Chef dieser Firma?

Wie is de baas van dit bedrijf?

Die Verwaltung beschloss, den Sitz der Firma nach Hawaii zu verlegen.

De administratie besliste de zetel van de firma te verplaatsen naar Hawaï.

Er arbeitet bei der Firma sieben Tage pro Woche.

Hij werkt zeven dagen per week bij het bedrijf.

Ich liebe diese Firma.

Ik hou van dit bedrijf.

Diese Firma ging pleite.

Die firma ging op de fles.

Die firma ging failliet.

Die Firma ist dem Aufruf gefolgt und wird eine Spende von fünfundzwanzigtausend Euro tätigen.

Het bedrijf heeft gehoor gegeven aan de oproep en zal een donatie van vijfentwintigduizend euro doen.

Synonyme

La­den:
winkel
Sta­si:
Stasi

Niederländische Beispielsätze

Zijn dood is een groot verlies voor onze firma.

Firma übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Firma. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2022, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: Firma. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 399060, 436049, 445919, 589896, 601444, 629523, 797660, 921242, 943060, 1500521, 1524486, 1862165, 1931125, 1931127, 2352105, 2352108, 2689048, 3351783, 5146765, 5250894, 5547262, 7319941, 8238059 & 664258. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR