Was heißt »Eng­lisch« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Britisches Englisch unterscheidet sich in vielen Dingen von amerikanischem Englisch.

Brits Engels verschilt in veel opzichten van Amerikaans Engels.

Meine Mutter spricht nicht sehr gut Englisch.

Mijn moeder spreekt niet zo erg goed Engels.

Ich habe über zwei Stunden gebraucht, um einige Seiten Englisch zu übersetzen.

Het kostte me meer dan twee uur om een paar pagina's in het Engels te vertalen.

Englisch wird in Amerika gesprochen.

Engels wordt gesproken in Amerika.

Engels wordt in de Verenigde Staten gesproken.

Englisch ist nicht einfach, aber es ist interessant.

Engels is niet makkelijk, maar wel interessant.

Spricht er Englisch, Französisch oder Deutsch?

Spreekt hij Engels, Frans of Duits?

Er spricht Englisch mit einem deutschen Akzent.

Hij spreekt Engels met een Duitse tongval.

Hij spreekt Engels met een Duits accent.

Englisch ist eine internationale Sprache.

Engels is een internationale taal.

Sprechen Sie Englisch?

Spreekt u Engels?

Spricht er Englisch?

Spreekt hij Engels?

Englisch wird in Kanada gesprochen.

Engels wordt gesproken in Canada.

Mein Vater spricht gut Englisch.

Mijn vader spreekt goed Engels.

Sie spricht immer Englisch.

Ze spreekt altijd Engels.

Sie spricht nicht nur Englisch, sondern auch Deutsch.

Ze spreekt niet alleen Engels, maar ook Duits.

Ist Herr Davis nach Japan gekommen, um Englisch zu unterrichten?

Is meneer Davis naar Japan gekomen om Engels te onderwijzen?

Ich spreche täglich Englisch.

Ik spreek dagelijks Engels.

Herr Smith bringt mir Englisch bei.

Mijnheer Smith leert mij Engels.

Wir sprechen alle Englisch.

Wij spreken allemaal Engels.

Frau Smith unterrichtet an dieser Schule Englisch.

Mevrouw Smith geeft Engels op deze school.

Er spricht Englisch und Französisch.

Hij spreekt Engels en Frans.

Hij kan Engels en Frans spreken.

Was magst du mehr, Musik oder Englisch?

Waar hou je meer van, muziek of Engels?

Ich kann Englisch sprechen.

Ik kan Engels spreken.

Sie spricht gut Englisch.

Ze spreekt goed Engels.

Weißt du, ob sie Englisch sprechen kann?

Weet je of ze Engels kan spreken?

Sie spricht kaum Englisch.

Ze spreekt nauwelijks Engels.

Sprecht ihr Englisch?

Spreken jullie Engels?

Englisch wird in jedem Teil der Welt verwendet.

Engels wordt overal ter wereld gebruikt.

Wie lange lernen Sie schon Englisch?

Hoelang leert u al Engels?

Ich studiere gern Englisch.

Ik studeer graag Engels.

Sprichst du Englisch?

Spreek je Engels?

Ich habe einen Brief auf Englisch geschrieben.

Ik heb een brief geschreven in het Engels.

Englisch ist schwierig, oder?

Engels is moeilijk hè?

Du magst bestimmt Englisch.

Je houdt zeker van Engels.

Du sprichst fließend Englisch.

Je spreekt vloeiend Engels.

Englisch ist nicht leicht, aber es ist interessant.

Engels is niet eenvoudig, maar het is interessant.

Engels is niet makkelijk, maar het is wel interessant.

Ich spreche Japanisch, Englisch und Französisch.

Ik spreek Japans, Engels en Frans.

Englisch ist eine Sprache, die überall auf der Welt gesprochen wird.

Engels is een taal die over heel de wereld wordt gesproken.

Englisch zu lehren ist sein Beruf.

Engels onderwijzen is zijn beroep.

Ist Englisch schwieriger als Japanisch?

Is Engels moeilijker dan Japans?

Englisch ist einfach zu lernen.

Engels is eenvoudig te leren.

Englisch wird in vielen Ländern gesprochen.

Engels wordt in vele landen gesproken.

Ich würde gerne fließend Englisch sprechen.

Ik zou graag vloeiend Engels spreken.

Eigentlich muss ich Englisch lernen, aber ich würde gerne einen Film sehen.

Eigenlijk moet ik Engels leren, maar ik zou graag een film kijken.

Englisch zu sprechen ist sehr schwer für mich.

Engels spreken is zeer moeilijk voor mij.

Engels spreken is erg moeilijk voor me.

Ich spreche nicht gut Englisch, obwohl ich es sechs Jahre in der Schule gelernt habe.

Ik spreek niet goed Engels, ook al heb ik het zes jaar lang op school geleerd.

Er ging nach Amerika, um Englisch zu lernen.

Hij is naar Amerika gegaan om Engels te leren.

Er spricht sehr gut Englisch.

Hij spreekt zeer goed Engels.

Meine Mutter spricht kein Englisch.

Mijn moeder spreekt geen Engels.

Yumi spricht sehr gut Englisch.

Yumi spreekt heel goed Engels.

Ich unterrichte Englisch.

Ik geef lessen Engels.

Mathe und Englisch waren meine Lieblingsfächer.

Wiskunde en Engels waren mijn lievelingsvakken.

Ich spreche ein bisschen Englisch.

Ik spreek een beetje Engels.

Ellen spricht kein Englisch.

Ellen spreekt geen Engels.

Der Nachrichtensprecher sprach Englisch.

De omroeper sprak Engels.

Er spricht Deutsch, aber auch Englisch und Französisch.

Hij spreekt Duits, maar ook Engels en Frans.

Sie spricht fließend Englisch.

Zij spreekt vloeiend Engels.

Beantworte die folgenden Fragen auf Englisch.

Geef in het Engels antwoord op de volgende vragen.

Englisch wird hier nicht gesprochen.

Engels wordt hier niet gesproken.

Er unterrichtet nicht nur Englisch, er schreibt auch Romane.

Hij geeft niet alleen les Engels, hij schrijft ook romans.

Ich liebe Musik und Englisch.

Ik hou van muziek en van Engels.

Neben Französisch spricht er natürlich auch Englisch.

Naast Frans spreekt hij natuurlijk ook Engels.

Sag es auf Englisch.

Zeg het in het Engels.

Wie heißt dieser Fisch auf Englisch?

Hoe noem je deze vis in het Engels?

Hoe heet deze vis in het Engels?

Spricht hier jemand Englisch?

Spreekt hier iemand Engels?

In Australien spricht man Englisch.

In Australië spreken ze Engels.

In Australië spreekt men Engels.

Ich bin nicht einverstanden mit der Theorie, laut der man Latein lernen muss, um besser Englisch zu verstehen.

Ik ben geen aanhanger van de theorie dat je Latijn moet leren om Engels beter te begrijpen.

In China lernt man auch Englisch.

In China leert men ook Engels.

Ich war erleichtert, dass man mein gebrochenes Englisch einigermaßen verstehen konnte.

Ik was blij dat men mijn gebroken Engels enigszins heeft kunnen verstaan.

Englisch sprechen ist schwierig.

Engels spreken is moeilijk.

Wir lernen Englisch in der Schule.

Wij leren Engels op school.

Er weiß nicht, wie man einen Brief auf Englisch schreibt.

Hij weet niet hoe men een brief in 't Engels schrijft.

Sie unterrichtet Englisch.

Ze leert Engels.

Ich kann mich auf Englisch nicht sehr gut ausdrücken.

Ik kan mij niet zo goed uitdrukken in het Engels.

Ik kan mezelf niet zo goed in het Engels uitdrukken.

Wir haben gelernt, dass Englisch eine internationale Sprache ist.

Wij leerden dat Engels een internationale taal is.

Du musst Englisch lernen, ob du willst oder nicht.

Ge moet Engels leren, of ge wilt of niet.

Of je wilt of niet, je moet Engels leren.

Ihr sprecht kein Englisch, stimmt's?

Jullie spreken geen Engels, klopt dat?

Dieses Buch ist auf Englisch geschrieben.

Dit boek is geschreven in het Engels.

Dat boek is in het Engels geschreven.

Jeder, der Englisch lernt, sollte ein gutes einsprachiges Englischwörterbuch zur Hand haben.

Iedereen die Engels leert zou een goed Engels verklarend woordenboek bij de hand moeten hebben.

Versuch, ein bisschen Englisch zu lernen!

Probeer een beetje Engels te leren.

Sie kann besser Englisch als alle ihre Klassenkameraden.

Ze spreekt beter Engels dan elk van haar klasgenoten.

Ze spreekt beter Engels dan ieder van haar klasgenoten.

Toni spricht gut Englisch.

Tony spreekt goed Engels.

Die Europäische Union hat 23 offizielle Sprachen, theoretisch gleichberechtigte, aber in der Praxis nur 3 Arbeitssprachen: Englisch, Französisch und Deutsch.

De Europese Unie heeft 23 officiële talen, theoretisch allemaal gelijkberechtigd, maar in de praktijk zijn er maar drie werktalen: Engels, Frans en Duits.

Zuerst fand er Englisch sehr schwer, aber jetzt findet er es einfach.

Eerst vond hij Engels heel moeilijk, maar nu vindt hij het gemakkelijk.

Das Buch ist in so leichtem Englisch geschrieben, das es sogar Anfänger verstehen können.

Het boek is in zulk eenvoudig Engels geschreven dat zelfs beginners het kunnen begrijpen.

Ich führe ein Tagebuch in Englisch.

Ik houd een dagboek bij in het Engels.

Verzeihung, sprechen Sie Englisch?

Sorry, spreekt u Engels?

Excuseer, spreekt u Engels?

Englisch hat kein Wort für Zeitgeist.

Engels heeft geen woord voor Zeitgeist.

Es ist nicht leicht, einen Liebesbrief in Englisch zu schreiben.

Het is niet makkelijk om een liefdesbrief te schrijven in het Engels.

Leider verstehe ich nicht gut Englisch.

Helaas snap ik Engels niet goed.

Wie nennt man dieses Gemüse auf Englisch?

Hoe noemt men deze groente in het Engels?

Tony spricht besser Englisch als ich.

Tony spreekt beter Engels dan ik.

Antwortet auf Englisch.

Antwoord in het Engels.

Die Lehrerin wird dieses Jahr anfangen, Englisch zu lernen.

De lerares gaat dit jaar beginnen Engels te leren.

Was heißt "kaisha" auf Englisch?

Hoe zeg je "kaisha" in het Engels?

Als ich in der Schule Englisch lernen musste, beklagte ich mich manchmal über die ganzen Unregelmäßigkeiten und seltsamen Regeln.

Toen ik op school Engels moest leren, bekloeg ik me vaak over al de onregelmatigheden en de rare regels.

Ich studiere Englisch.

Ik studeer Engels.

Tony spricht so gut Englisch wie du.

Toni spreekt even goed Engels als gij.

Einige meiner Freunde können gut Englisch.

Sommige van mijn vrienden kunnen goed Engels spreken.

Eigentlich müsste ich Englisch lernen, aber ich sehe mir lieber einen Film an.

Eigenlijk zou ik Engels moeten leren, maar ik kijk liever een film.

Ich wünschte, ich könnte Englisch sprechen.

Ik wenste dat ik Engels kon spreken.

Synonyme

An­g­lis­tik:

anglistiek

Niederländische Beispielsätze

• Neen, ik ben Engels.

• Hij geeft les Engels.

• Ik heb Engels, Frans en Chinees gestudeerd.

• Mijn vroegere lerares Engels draait zich nu zeker weten om in haar graf.

• Zijn Engels is perfect.

• Hoe komt het dat je zo goed Engels kan?

• Hoe komt het dat je zo goed Engels praat?

• Zijn kennis van het Engels is boven gemiddeld.

• Dit zal mijn laatste zin in het Engels zijn.

• Spreken mensen van Mars Engels?

• Vertaal deze zin in het Engels.

• Het Engels is niet mijn moedertaal.

• Ik heb Engels geleerd terwijl ik daar was.

• Spreekt ze Engels?

• Ik wil standaard Engels leren.

• Je Engels wordt steeds beter.

• Het Engels alfabet telt 26 letters.

• Mijn zus werkt als lerares Engels.

• Waar houd je het meeste van: muziek of Engels?

• Kate spreekt heel snel Engels.