Was heißt »spe­zi­ell« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Du bist speziell.

Je bent speciaal.

Sie sind speziell.

U bent speciaal.

Ihr seid speziell.

Jullie zijn speciaal.

Synonyme

be­son­ders:

apart

ei­gen­ar­tig:

apart

ge­ra­de:

recht

ins­be­son­de­re:

c.q.

casu quo

inzonderheid

schräg:

afkeurend

buitenissig

dwars

kort

louche

scheef

schuin

schuins

slinks

vlak

skur­ril:

gek

kolderiek

lachwekkend

spe­zi­fisch:

specifiek

Antonyme

all­ge­mein:

algemeen

genereel

generiek

Niederländische Beispielsätze

• Bestaat er een speciaal menu voor vegetariërs?

• Dit zijn speciaal uitgekozen perziken.

• Heeft u een speciaal menu voor vegetariërs?

• Wat is er zo speciaal?

• Ik ben nog nooit zo een eigenaardig geval tegengekomen.

• Iedereen is speciaal.

• Alle zeggen dat ik eigenaardig ben.

• We maken allemaal fouten. De eerste moet echter speciaal worden gevierd.