Was heißt »sauer« auf Niederländisch?
Das Adjektiv »sauer« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- zuur
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Essigsäure und Zitronensäure sind sauer, aber Sauerstoff ist nicht sauer.
Azijnzuur en citroenzuur zijn zuur, maar zuurstof is niet zuur.
Zitronen sind sauer.
Citroenen zijn zuur.
Er hat mich belogen, deshalb bin ich sauer auf ihn.
Hij heeft tegen mij gelogen, daarom ben ik kwaad op hem.
Dieser Saft schmeckt sauer.
Dit sap smaakt zuur.
Die Trauben sind sauer.
De druiven zijn zuur.
Milch wird leicht sauer.
Melk wordt gemakkelijk zuur.
Sei nicht sauer!
Wees niet boos!
Dieser Wein ist abscheulich sauer.
Deze wijn is verschrikkelijk zuur.
Die Menschen im deutschen Schmallenberg sind sauer, dass ein Virus nach ihrer Stadt benannt worden ist.
De mensen in het Duitse Schmallenberg zijn boos omdat een virus naar hun stad is vernoemd.
Milch wird durch Wärme sauer.
Melk wordt zuur door de warmte.
Deshalb bin ich sauer auf ihn.
Daarom ben ik boos op hem.
Die Milch schmeckt sauer.
De melk smaakt zuur.
Diese Orange ist zu sauer.
Deze sinaasappel is te zuur.
Er aß die Früchte, obwohl sie sauer waren.
Hij at de vruchten, ook al waren ze zuur.
Ich bin sauer auf dich.
Ik ben kwaad op je.
Schmeckt es süß oder sauer?
Smaakt het zoet of zuur?
Dieser Apfel ist sauer.
Deze appel is zuur.
Diese Weintrauben schmecken sauer.
Die druiven smaken zuur.
Ich bin sauer, weil einer mein Rad geklaut hat.
Ik ben kwaad omdat iemand mijn fiets gestolen heeft.
Ik ben boos omdat iemand mijn fiets heeft gestolen.
Tom ist sauer auf uns.
Tom is boos op ons.
Tom ist immer noch sauer auf uns.
Tom is nog altijd boos op ons.
Warum ist er sauer?
Waarom is hij kwaad?
Ich weiß, warum du sauer bist.
Ik weet waarom je boos bent.
Diese Apfelsine ist sauer.
Deze sinaasappel is zuur.
Ich weiß, dass ihr sauer seid.
Ik weet dat jullie boos zijn.
Synonyme
- aggressiv:
- agressief
- hart:
- stug
- herb:
- bitter
- nachtragend:
- lichtgeraakt