Was heißt »leer« auf Niederländisch?
Das Adjektiv »leer« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- leeg
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Mein Leben ist leer ohne ihn.
Mijn leven is leeg zonder hem.
Der Bus war leer, bis auf eine ältere Dame.
De bus was leeg, op een oude vrouw na.
Die Schachtel ist leer. Dort ist nichts drin.
Deze doos is leeg. Er zit niets in.
Ich habe die Kiste leer vorgefunden.
Ik heb de doos leeg gevonden.
Der Briefkasten stand offen und war leer.
De brievenbus stond open en was leeg.
Die Schachtel ist fast leer.
De doos is bijna leeg.
Die Autobatterie ist leer.
De autobatterij is leeg
Das Haus steht leer.
Het huis is leeg.
Het huis staat leeg.
Die Batterie meines MP3-Spielers war leer.
De batterij van mijn mp3-speler was leeg.
Ohne dich wäre mein Leben völlig leer.
Zonder jou was mijn leven helemaal leeg geweest.
Der Akku ist leer.
De batterij is leeg!
Meine Tasche ist leer.
Mijn tas is leeg.
Das Zimmer war leer.
De kamer was leeg.
Es war leer.
Het was leeg.
Die Schachtel war leer, als ich sie öffnete.
De doos was leeg toen ik hem openmaakte.
Dieses Haus steht leer.
Dit huis staat leeg.
Meine Batterie ist fast leer.
Mijn batterij is bijna leeg.
Der Kühlschrank ist leer.
De koelkast is leeg.
Der Zug war fast leer.
De trein was bijna leeg.
Es ist leer.
Het is leeg.
Alle diese Schachteln sind leer.
Al de dozen zijn leeg.
Macht eure Taschen leer!
Maak jullie zakken leeg.
Machen Sie Ihre Taschen leer!
Maak uw zakken leeg.
Wie viele Berliner kann man auf leeren Magen essen? Nur einen. Nach dem ersten ist der Magen ja nicht mehr leer.
Hoeveel berlinerbollen kun je op een lege maag eten? Slechts één. Na de eerste is de maag niet meer leeg.
Ihr Inneres ist leer.
Ze is leeg van binnen.
Mein Akku ist fast leer.
Mijn batterij is bijna dood.
Die Flasche ist leer.
De fles is leeg.
Toms Portmonee ist fast leer.
Toms portemonnee is bijna leeg.
Der Container ist leer.
De container is leeg.
Der Stall war leer.
De schuur was leeg.
Die Garage war leer.
De garage was leeg
Der Kühlschrank ist komplett leer.
De koelkast is helemaal leeg.
Der Kühlschrank war völlig leer.
De koelkast was helemaal leeg.
Die Regale sind leer.
De rekken zijn leeg.
Fast alle Busse sind leer.
Bijna alle bussen zijn leeg.
Synonyme
- aus:
- uit
- ausgestorben:
- uitgestorven
- billig:
- goedkoop
- oberflächlich:
- oppervlakkig
- unbewohnt:
- onbewoond
Sinnverwandte Wörter
- einsam:
- eenzaam
Niederländische Beispielsätze
Hij heeft de laatste bladzijde leeg gelaten.
Maak je zakken leeg.
Hij dronk het glas in één teug leeg.
Hij dronk het glas in een trein leeg.
Als je binnen drie minuten je bord niet leeg hebt, krijg je geen toetje.
Untergeordnete Begriffe
- nüchtern:
- nuchter