Was heißt »klingeln« auf Niederländisch?
Das Verb »klingeln« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- bellen
- klinken
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Ich badete gerade, als das Telefon klingelte.
Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.
Ich hörte das Telefon klingeln.
Ik hoorde de telefoon rinkelen.
Der Wecker klingelt.
De wekker loopt af.
Der Wecker klingelte.
De wekker ging af.
Es klingelt.
Er wordt gebeld.
Zweimal klingeln.
Bel twee keer.
Laat de bel twee keer rinkelen.
Das Telefon klingelte, doch es nahm niemand ab.
De telefoon ging, maar niemand nam op.
Das Telefon klingelte erneut.
De telefoon ging weer.
De telefoon ging opnieuw.
De telefoon rinkelde opnieuw.
Das Telefon klingelte ziemlich lange.
De telefoon ging behoorlijk lang over.
Dein Telefon klingelt, Tom.
Je telefoon rinkelt, Tom.
Dein Telefon klingelte mehrere Male, während du unter der Dusche standest.
Je telefoon rinkelde verschillende keren terwijl je onder de douche stond.
Synonyme
- anläuten:
- luiden
- schallen:
- schallen
- schellen:
- schellen
- tönen:
- weerklinken
Antonyme
Niederländische Beispielsätze
Jouw woorden klinken me als muziek in de oren.
Ze klinken teleurgesteld.
Je gaat je schoonmoeder bellen.
Wilt u alstublieft meneer Sawada bellen?
Wanneer kan ik je bellen?
Ik ben vergeten je te bellen.
Tom zal bellen.
Het is nu te laat om Tom te bellen.
Ik wil bellen...
Hij hoefde geen taxi te bellen.
Vergeet niet je moeder te bellen!
Vergeet niet uw moeder te bellen!
Je moet me meteen bellen.
Zij klinken niet overtuigd.
Zodra we terug zijn van vakantie zal ik u bellen.
Mijn ouders bellen me iedere dag op.
Ik zal om vier uur opnieuw bellen.
Vraag hem mij te bellen.
Wacht een ogenblik. Ik zal Jimmy eens bellen.
Je hoeft me niet op te bellen.