Was heißt »fliehen« auf Niederländisch?
Das Verb »fliehen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- vluchten
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Er spürte die Gefahr und floh.
Hij voelde het gevaar en ging op de vlucht.
Gestern sind drei Männer aus dem Gefängnis geflohen.
Gisteren zijn drie mannen uit de gevangenis ontsnapt.
Lasst uns zusammen fliehen.
Laten we samen ontsnappen.
Die Berliner Mauer wurde errichtet, um zu verhindern, dass Ostdeutsche in den Westen fliehen.
De Berlijnse Muur werd gebouwd om te voorkomen dat Oost-Duitsers naar het Westen zouden vluchten.
Sie konnten nicht fliehen.
Zij konden niet ontsnappen.
Es gelang ihm zu fliehen.
Hij slaagde erin om te ontsnappen.
Hij kon ontsnappen.
Er floh.
Hij vluchtte.
Sie floh.
Ze vluchtte.
Du siehst aus, als ob du gerade aus dem Gefängnis geflohen wärst.
Je ziet eruit alsof je net ontsnapt bent uit de gevangenis.
Tom flieht.
Tom vlucht.
Synonyme
- abhauen:
- opsodemieteren
- entfliehen:
- vlieden
- entkommen:
- ontsnappen
- meiden:
- mijden
Niederländische Beispielsätze
Supersonische vluchten werden onmogelijk geacht.
De waarschijnlijkheid van een dergelijke opeenvolging van gebeurtenissen is een in twee miljoen vluchten, of, met de huidige dichtheid van het luchtverkeer, een in twee maanden.
Wanneer ze in gevaar zijn, vluchten ze.