Was heißt »flüchten« auf Niederländisch?
Das Verb »flüchten« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- vluchten
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Wenn sie in Gefahr sind, dann flüchten sie.
Wanneer ze in gevaar zijn, vluchten ze.
Der Verbrecher flüchtete aus dem Gefängnis.
De misdadiger vluchtte uit de gevangenis.
Ich flüchtete.
Ik vluchtte.
Synonyme
- abhauen:
- opsodemieteren
- entfliehen:
- vlieden
- entkommen:
- ontsnappen
- verschwinden:
- verdwijnen
Niederländische Beispielsätze
De Berlijnse Muur werd gebouwd om te voorkomen dat Oost-Duitsers naar het Westen zouden vluchten.
Supersonische vluchten werden onmogelijk geacht.
De waarschijnlijkheid van een dergelijke opeenvolging van gebeurtenissen is een in twee miljoen vluchten, of, met de huidige dichtheid van het luchtverkeer, een in twee maanden.