Was heißt »fürch­ter­lich« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Mein Arm schmerzt fürchterlich.

Mijn arm doet vreselijk pijn.

Es war ein fürchterlicher Tag.

Het was een verschrikkelijke dag.

Synonyme

ab­scheu­lich:

abominabel

au­ßer­ge­wöhn­lich:

buitengewoon

ongebruikelijk

schitterend

uitzonderlijk

au­ßer­or­dent­lich:

schitterend

be­son­ders:

apart

bit­ter:

bitter

ent­setz­lich:

abominabel

verschrikkelijk

er­schre­ckend:

schrikbarend

ganz:

gaaf

heel

onbeschadigd

ongebroken

schreck­lich:

schrikkelig

verschrikkelijk

tief:

diep

ver­dammt:

doemen

Niederländische Beispielsätze

• Dat is vreselijk.

• Tom voelde zich vreselijk.

• Dat was vreselijk.

• Veel plastisch chirurgen zijn vreselijk lelijk.

• Mijn Italiaans is vreselijk.

• Hoe vreselijk!

• Ik ben vreselijk bang voor slangen.

• Er wachtte hem een vreselijk lot.

• Het was een vreselijk ongeval.