Was heißt »ex­pe­die­ren« auf Niederländisch?

Synonyme

aus­sor­tie­ren:

uitsorteren

be­för­dern:

vervoeren

brin­gen:

brengen

ent­las­sen:

ontheffen

fah­ren:

rijden

schaf­fen:

scheppfen

trans­por­tie­ren:

transporteren

ver­brin­gen:

doorbrengen

slijten

verbrengen

verslijten

ver­schi­cken:

opzenden

versturen

zenden

Antonyme

an­neh­men:

veronderstellen

be­kom­men:

krijgen

er­hal­ten:

ontvangen

Niederländische Beispielsätze

• Hij zal het boek opsturen met de post.

• Hij ging naar het postkantoor om de brief te verzenden.

• Ik heb ze gezegd dat ze me een nieuw ticket moeten opsturen.