Was heißt »befehlen« auf Niederländisch?

Das Verb »befehlen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Tu, was auch immer er dir befiehlt.: Doe alles wat hij je ook beveelt.; Doe datgene wat hij je zegt om te doen.
Er befahl mir, den Raum umgehend zu verlassen.: Hij beval mij de kamer onmiddellijk te verlaten.
Ich befehle dir, dich augenblicklich zu entfernen!: Ik geef je het bevel onmiddellijk te vertrekken!
Er befahl ihnen, die Gefangenen freizulassen.: Hij beval hen om de gevangenen vrij te laten.
Sie können mir nichts befehlen.: U kunt mij niet commanderen.; U kunt me geen enkel bevel geven.
Er befahl mir aufzustehen.: Hij gaf me het bevel om op te staan.; Hij beval me op te staan.
Die Jugend will, dass man ihr befiehlt, damit sie die Möglichkeit hat, nicht zu gehorchen.: De jeugd wil dat men haar beveelt, zodat zij de mogelijkheid heeft niet te gehoorzamen.

Soldaten moeten bevelen uitvoeren.
Soldaten moeten bevelen opvolgen.
De meeste mensen overlijden in bed, daarom is het aan te bevelen het bed te mijden.
Het spijt me, maar ik heb strikte bevelen om niemand binnen te laten zonder een uitnodiging. Als jullie er geen hebben, moeten jullie buiten blijven.