Das Substantiv »Zwei« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
twee(weiblich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Zwei Familien leben im gleichen Haus.
Twee gezinnen leven in hetzelfde huis.
Zwei Fliegen mit einer Klappe schlagen.
Twee vliegen in een klap slaan.
Zwei Stühle waren frei.
Twee stoelen waren vrij.
Zwei Seelen, ein Gedanke.
Twee zielen, één gedachte.
Zwei Vanilleeis bitte.
Twee vanille-ijsjes alstublieft.
Zwei Gläser Apfelsaft, bitte.
Twee glazen appelsap alstublieft.
Zwei Familien wohnen im Haus.
In het huis wonen twee gezinnen.
Zwei Monate sind es nun schon, seit er nach Frankreich gezogen ist.
Twee maanden zijn voorbij sinds hij naar Frankrijk gegaan is.
Zwei Probleme blieben ungelöst.
Twee problemen bleven onopgelost.
Zwei Kilometer vom Bahnhof entfernt ist eine Pension.
Twee kilometer van het station vandaan is een pension.
Zwei verwirrte Spatzen flogen durch die Tür herein und durch das Fenster heraus.
Twee verwarde mussen vlogen binnen langs de deur en buiten langs het raam.
Zwei plus zwei ergibt vier.
Twee plus twee evenaren vier.
Zwei der belegten Brötchen waren mit Käse.
Twee van de belegde broodjes waren met kaas.
Zwei Kaffees bitte.
Twee koffie, graag.
Zwei waren übrig.
Er waren er nog twee over.
Er bleven er twee over.
Zwei Frösche sitzen am Ufer. Es beginnt zu regnen. Sagt der eine: "Komm, schnell ins Wasser, sonst werden wir nass."
Twee kikkers zitten op de oever. Het begint te regenen. Zegt de ene: "Kom, snel het water in, anders worden we nat."
Zwei Fahrkarten nach San Diego bitte.
Twee kaartjes naar San Diego, alsjeblieft.
Zwei mal zwei macht vier.
Twee maal twee is vier.
Zwei und zwei ist vier.
Twee plus twee is vier.
Twee plus twee is gelijk aan vier.
Zwei Tage reisten sie nun, ohne Speis und Trank und ohne an einem einzigen Haus vorbeizukommen, durch einen großen Wald, und jede Nacht mussten sie aus Furcht vor den wilden Tieren, die in dem Walde hausten, in die Bäume hinaufklettern.
Ze reisden nu al twee dagen door een groot bos, zonder eten of drinken en zonder ook maar één huis te passeren, en elke nacht moesten ze in de bomen klimmen uit angst voor de wilde dieren die in het bos leefden.
Zwei Tage nach dem Attentat bestand nach Aussage der Geheimdienste keine Gefahr mehr.
Twee dagen na de aanslag was volgens de veiligheidsdiensten het gevaar geweken.
Zwei Männer sind im Zusammenhang mit dem Mord an Tom verhaftet worden.
Twee mannen zijn aangehouden in verband met de moord op Tom.
Wir mussten laufen, um unseren Anschluss zu erreichen. Zwei Minuten vor halb drei kamen wir auf Gleis eins an, und eine Minute nach halb sollte unser Zug von Gleis achtzehn abfahren.
We moesten rennen om onze overstap te halen. Om twee voor half drie kwamen we aan op spoor één, en om één over half zou onze trein vertrekken van spoor achttien.
Maria wurde aus dem Beruf, den sie zwanzig Jahre lang ausgeübt hatte, entlassen. Zwei Stunden später lief sie vor ein fahrendes Auto und war tot.
Maria werd ontslagen uit het beroep dat ze twintig jaar had beoefend. Twee uur later rende ze voor een rijdende auto en was dood.
Zwei, vier und sechs sind gerade Zahlen.
Twee, vier en zes zijn even getallen.
Niederländische Beispielsätze
Ze heeft twee kinderen.
Ze heeft twee dochters.
Ik ben al twee keer in Amerika geweest.
Ik ben al twee keer in de Verenigde Staten geweest.
Felipe heeft twee auto's en één motor.
Felipe heeft twee auto's en één fiets.
John is twee jaar ouder dan ik.
Tom komt hier om de twee weken.
Hier zijn twee postzegels.
Mijn telefoonnummer is twee, vier, zes, acht.
Maria heeft twee buitenlandse vrienden.
Haar auto is twee jaar oud.
Als twee mensen altijd dezelfde mening hebben, is een van hen overbodig.
Ik drink 's morgens altijd twee kopjes koffie.
Ze is twee jaar jonger dan hij.
Zo sla ik twee vliegen in één klap.
Ik heb twee kaartjes voor het concert. Wil je mee?
Voor de flitser heb je twee batterijen nodig.
Tom zal waarschijnlijk voor twee uur dertig aankomen.