Was heißt »Zoff« auf Niederländisch?

Synonyme

Aus­ei­n­an­der­set­zung:

bespreking

uiteenzetting

verklaring

Clinch:

clinch

En­de:

einde

Schar­müt­zel:

schermutseling

Schluss:

einde

Zank:

geharrewar

Zwist:

twist

Antonyme

An­fang:

aanvang

begin

start

Be­ginn:

begin

Ei­nig­keit:

eendracht

Ein­tracht:

eendracht

Frie­den:

vrede

Niederländische Beispielsätze

• Tieners hebben vaak ruzie met hun ouders.

• Hij zoekt ruzie.

• Hij zoekt ambras.

• Ze maken altijd ruzie.

• Ik vraag niet om een lichtere last, maar om bredere schouders.

• Heeft u last van hoest?

• Heeft u last van keelpijn?

• We hadden ruzie.

• Ik heb last van winterdepressies.

• Altijd wanneer ze elkaar ontmoeten, hebben ze ruzie.

• Tom en Mary hebben vaak ruzie om geld.

• Ik haat het wanneer Tom en Mary ruzie hebben.

• De koning had last van zwaarmoedigheid en verveling.

• Zelfs nu, jaren na de Koude Oorlog, is er nog steeds veel wrevel tussen Russen en Duitsers, vooral in gebieden die vroeger door de Sovjet-Unie werden bezet.

• Maak geen ruzie.

• Ik heb nog steeds last van jetlag.

• Heb je last van duizeligheid?

• Ik heb last van beenkrampen.

• Ik heb last van heimwee.

• Ik zal met jou geen ruzie maken.

Übergeordnete Begriffe

Aus­ei­n­an­der­set­zung:

bespreking

uiteenzetting

verklaring

Ver­druss:

verdriet