Was heißt »Spanien« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Spanien« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- Spanje (sächlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Wie viel Trinkgeld gibt man in Spanien?
Hoeveel fooi geef je in Spanje?
Mein Onkel wohnt in Madrid, der Hauptstadt von Spanien.
Mijn oom woont in Madrid, de hoofdstad van Spanje.
Oh! Wenn ich reich wäre, würde ich mir ein Haus in Spanien kaufen.
Ah! Als ik rijk zou zijn, zou ik voor mezelf een huis kopen in Spanje.
Mexiko war damals noch nicht unabhängig von Spanien.
Mexico was toen nog niet onafhankelijk van Spanje.
Frankreich grenzt an Spanien.
Frankrijk grenst aan Spanje.
Er hat, glaube ich, in Spanien gewohnt.
Hij heeft, geloof ik, in Spanje gewoond.
Nach langer Diskussion beschlossen wir, unsere Ferien in Spanien zu verbringen.
Na veel overleg besloten we onze vakantie in Spanje door te brengen.
In Spanien isst man sehr spät.
In Spanje eet men heel laat.
Barcelona ist die Hauptstadt von Katalonien und die zweitgrößte Stadt in Spanien.
Barcelona is de hoofdstad van Catalonië en de op één na grootste stad van Spanje.
Das ist es, was ich in Spanien gekauft habe.
Dit is wat ik gekocht heb in Spanje.
In Spanien spricht man viele Sprachen.
Ze spreken veel talen in Spanje.
Men spreekt veel talen in Spanje.
Normalerweise machen wir das in Spanien nicht.
Normaal doen we dat in Spanje niet.
Ich suche ein Buch über das mittelalterliche Spanien.
Ik zoek een boek over het Spanje van de middeleeuwen.
Ik ben op zoek naar een boek over middeleeuws Spanje.
Andorra ist ein kleines Fürstentum, das zwischen Spanien und Frankreich liegt.
Andorra is een klein vorstendom gelegen tussen Spanje en Frankrijk.
In Spanien sind oben ohne und FKK erlaubt.
In Spanje is zowel topless zijn als nudisme legaal.
In Spanien spricht man Spanisch.
In Spanje spreekt men Spaans.
Ich habe einen Freund in Spanien, der fünf Sprachen spricht.
Ik heb een vriend in Spanje die vijf talen spreekt.
Die Juden wurden 1492 aus Spanien vertrieben.
De joden werden in 1492 uit Spanje verdreven.
Wir sind dieses Jahr nach Spanien gefahren.
We zijn dit jaar naar Spanje gevaren.
Ich bin aus Spanien.
Ik kom uit Spanje.
Ik ben van Spanje.
Spanisch wird nicht nur in Spanien gesprochen.
Spaans wordt niet alleen in Spanje gesproken.
Die Postleitzahlen in Spanien haben fünf Ziffern.
De postcode in Spanje heeft vijf cijfers.
Spanien ist ein europäisches Land.
Spanje is een Europees land.
Kommst du aus Spanien?
Kom je uit Spanje?
Morgen will ich nach Madrid. Das ist die Hauptstadt von Spanien.
Morgen wil ik naar Madrid gaan. Het is de hoofdstad van Spanje.
Ich habe eine Freundin, die ihn Spanien wohnt.
Ik heb een vriendin die in Spanje woont.
In Spanien ist die Siesta heilig.
In Spanje is de siësta heilig.
Synonyme
- Königreich Spanien:
- Koninkrijk Spanje
Niederländische Beispielsätze
Madrid is de hoofdstad van Spanje.
Hij is een van de bekendste schrijvers van Spanje.