Was heißt »Re­gen­schirm« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich hatte einen Regenschirm, aber mein Freund hatte keinen.

Ik had een regenscherm, maar mijn vriend had er geen.

Ik had een paraplu maar mijn vriend niet.

Es kann sein, dass sie ihren Regenschirm im Bus liegen gelassen hat.

Het kan zijn dat ze haar paraplu in de bus gelaten heeft.

Ich habe deinen Regenschirm im Bus liegen lassen.

Ik heb je paraplu in de bus gelaten.

Vergiss deinen Regenschirm nicht.

Vergeet je paraplu niet.

Sie schloss ihren Regenschirm und lief los.

Ze deed haar paraplu dicht en begon te rennen.

Er verliert ständig seinen Regenschirm.

Hij verliest steeds zijn paraplu.

Ich habe meinen Regenschirm irgendwo im Park verloren. Ich muss einen neuen kaufen.

Ik ben mijn paraplu ergens in het park verloren. Ik moet een nieuwe kopen.

Er braucht einen Regenschirm.

Hij heeft een paraplu nodig.

Ich hätte fast meinen Regenschirm im Zug liegengelassen.

Ik had bijna mijn paraplu in de trein laten liggen.

Vergiss nicht, einen Regenschirm mitzubringen, für den Fall, dass es regnet.

Vergeet geen paraplu mee te nemen voor het geval dat het regent.

Als ich sah, dass es regnete, habe ich meinen Regenschirm mitgenommen.

Toen ik zag dat het regende, heb ik mijn paraplu gepakt.

Darf ich mir deinen Regenschirm ausleihen?

Mag ik je paraplu lenen?

Ich habe meinen Regenschirm verloren.

Ik ben mijn paraplu verloren.

Es regnet und ich habe keinen Regenschirm.

Het regent, en ik heb geen paraplu.

Wo ist mein Regenschirm?

Waar is mijn paraplu?

Die haben ihre Regenschirme verloren.

Ze hebben hun paraplu's verloren.

Maria hat ihren Regenschirm verloren.

Maria is haar paraplu verloren.

Ich habe beschlossen, einen neuen Regenschirm zu kaufen.

Ik heb besloten een nieuwe paraplu te kopen.

Nimm deinen Regenschirm mit, falls es regnet.

Neem je paraplu mee voor wanneer het zou regenen.

Übrigens, hast du den Regenschirm, den du letztens verlegt hattest, wiedergefunden?

Trouwens, heb je de paraplu gevonden die je onlangs was verloren?

Ist das dein Regenschirm?

Is dat jouw paraplu?

Ist das Ihr Regenschirm?

Is dat jullie paraplu?

Ist das sein Regenschirm?

Is dat zijn paraplu?

Ist das ihr Regenschirm?

Is dat haar paraplu?

Is dit haar paraplu?

Ich verkaufe Regenschirme.

Ik verkoop paraplu's.

Wie viel kostet dieser Regenschirm?

Hoeveel kost deze paraplu?

Regenschirme verkaufen sich gut.

Paraplu's verkopen goed.

Brauchen Sie einen Regenschirm?

Hebt u een paraplu nodig?

Er lässt seinen Regenschirm schon mal im Zug liegen.

Hij laat wel eens zijn regenscherm in de trein liggen.

Es war sehr nett von dir, mir einen Regenschirm zu leihen.

Het was heel aardig van je om me een paraplu te lenen.

Der Regenschirm ist kaputt.

De paraplu is kapot.

Ich habe einen Regenschirm gekauft.

Ik heb een paraplu gekocht.

Niederländische Beispielsätze

• Neem een paraplu mee, want er wordt regen verwacht in de namiddag.

• Als ik uitga, neem ik een paraplu mee.

• Mijn moeder kocht een gele paraplu voor mijn broer.

• Hij nam geen paraplu mee.

• Is dat uw paraplu?

• Ik heb mijn paraplu in een bus laten liggen.

• Het is niet mijn paraplu. Hij is van iemand anders.

• Nu je het zegt, heb je de paraplu, dat je laatst zei dat je de andere dag had verloren, gevonden?

• Apropos, heb je de paraplu weergevonden waarvan je onlangs zei dat je hem verloren had?

• Ze heeft haar paraplu in de bus laten liggen.

• Mijn paraplu is kapot.

• De vrouwen hebben paraplu's.

• Wiens paraplu is dat?

• Het is mijn paraplu.

• Hier is jullie paraplu.

• Tom heeft mijn paraplu.

• Tom heeft mijn paraplu gestolen.

• Tom heeft geen paraplu.

• Tom heeft zijn paraplu bij Maria in de auto laten liggen.

• Tom opende zijn paraplu.

Übergeordnete Begriffe

Schutz:

beveiliging