Was heißt »Insel« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Insel« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- eiland (sächlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Die Insel liegt südlich von Japan.
Het eiland bevindt zich ten zuiden van Japan.
Die meisten Schlangen auf dieser Insel sind ungefährlich.
De meeste slangen op dit eiland zijn ongevaarlijk.
Er war so nett, uns mit seinem Boot zur Insel zu bringen.
Hij was zo vriendelijk ons met zijn boot naar het eiland te voeren.
Im April waren nicht viele Feriengäste auf der Insel.
In april waren er niet veel vakantiegangers op het eiland.
Die südlichste Insel Japans ist Okinawa.
Het zuidelijkst gelegen eiland van Japan is Okinawa.
Viele Touristen besuchen jedes Jahr diese Insel.
Ieder jaar komen veel toeristen naar dit eiland.
Sumatra ist eine Insel.
Sumatra is een eiland.
Okinawa ist die südlichste Insel Japans.
Okinawa is het meest zuidelijk gelegen eiland van Japan.
Die Insel ist ein Kinderparadies.
Het eiland is een paradijs voor kinderen.
Die Insel befindet sich fünf Kilometer vor der Küste.
Dat eiland bevindt zich op vijf kilometer van de kust.
Es lebte einmal eine alte Frau auf einer kleinen Insel.
Er was eens een oude vrouw op een eilandje.
Diese Insel ist ein Kinderparadies.
Dit eiland is een kinderparadijs.
Es war sein siebter Tag auf der Insel.
Het was zijn zevende dag op het eiland.
Es gibt viele Flüsse auf dieser Insel.
Er zijn veel rivieren op dat eiland.
Hoffentlich ist die Insel schön.
Hopelijk is het eiland mooi.
Die Insel Taiwan hat eine Fläche von sechsunddreißigtausend Quadratkilometern.
Het eiland Taiwan heeft een oppervlakte van zesendertigduizend vierkante kilometer.
Auf dieser Insel kann man nicht leben.
Je kan niet op dat eiland wonen.
Die Insel hat einen schönen Hafen.
Het eiland heeft een mooie haven.
Von der hohen Düne aus konnte ich die ganze Insel überblicken.
Vanaf het hoge duin kon ik het gehele eiland overzien.
Sizilien und Sardinien sind italienische Inseln.
Sicilië en Sardinië zijn Italiaanse eilanden.
Im Meer sind Inseln.
Er zijn eilanden in de zee.
In der Ferne sahen wir die Insel.
In de verte zagen we het eiland.
Wie lange hast du auf der Insel gewohnt?
Hoelang heb je op het eiland gewoond?
Das ist keine Insel.
Dit is geen eiland.
Zypern ist eine Insel.
Cyprus is een eiland.
Die Insel ist unbewohnt.
Het eiland is onbewoond.
Was ist die größte Insel der Erde?
Wat is het grootste eiland ter wereld?
Island ist eine Insel.
IJsland is een eiland.
Wir sind auf einer Insel.
We zitten op een eiland.
Wie viele Inseln haben die Niederlande?
Hoeveel eilanden heeft Nederland?
Wie viele Inseln haben die Philippinen?
Hoeveel eilanden hebben de Filipijnen?
Wir leben auf einer Insel.
We wonen op een eiland.
Antonyme
- Festland:
- vasteland
Niederländische Beispielsätze
Op een eiland in de Seine staat een grote kerk genaamd Notre Dame.
Übergeordnete Begriffe
- Land:
- land
Untergeordnete Begriffe
- Schatzinsel:
- Schateiland
- Südseeinsel:
- Zuidzee-eiland